Voorjaarsnota 2023

Als gevolg van budgettaire tegenvallers moet het kabinet Rutte IV haar eerdere plannen tussentijds herzien. De Voorjaarsnota bevat plannen die het kabinet zou willen uitvoeren om de begroting op orde te brengen. Een aantal van die plannen raakt familiebedrijven en hun aandeelhouders. Hierna zetten wij de belangrijkste fiscale plannen op een rij.

Aanpassingen bedrijfsopvolgingsregeling

De Tweede Kamer wordt eind juni 2023 nader geïnformeerd over de uitkomsten van het vervolgonderzoek naar de bedrijfsopvolgingsregelingen in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (samen: de BOR). Op basis hiervan worden vervolgens definitieve maatregelen voorgesteld. Uit de Voorjaarsnota 2023 volgt dat op dit moment de volgende aanpassingen op tafel liggen:

Voorgesteld wordt om het vrijstellingspercentage van de BOR in de schenk- en erfbelasting per 2025 te verlagen van 83% naar 70% voor zover de goingconcernwaarde van de onderneming uitkomt boven 1,5 miljoen euro. Tot 1,5 miljoen euro (nu: 1,2 miljoen euro) geldt een vrijstellingspercentage van 100%.

De doelmatigheidsmarge van de BOR houdt in dat (niet kwalificerend) beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen alsnog wordt aangemerkt als (kwalificerend) ondernemingsvermogen. Voorgesteld wordt om deze doelmatigheidsmarge af te schaffen per 2025.

Voorgesteld wordt om per 2025 te bepalen dat bedrijfsmiddelen die zowel kenmerken van ondernemingsvermogen als van beleggingsvermogen hebben (keuzevermogen) slechts voor de BOR kwalificeren voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt.

Voorgesteld wordt om per 2025 de toegang tot de BOR te beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% die volledig meedelen in de winst en de liquidatieopbrengst. De BOR blijft wel van toepassing voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven. 

Voorgesteld wordt om per 2025 de bezits- en de voorzettingseis bij de BOR in de schenk- en erfbelasting te versoepelen, zodat dit meer aansluit bij de bedrijfseconomische dynamiek. Ook wordt de zogenoemde ‘dienstbetrekkingseis’ in de BOR in de inkomstenbelasting afgeschaft. Met de dienstbetrekkingseis wordt ernaar gestreefd om de BOR in de inkomstenbelasting alleen van toepassing te laten zijn als de verkrijger duurzaam betrokken is bij de onderneming. Het is echter gebleken dat de dienstbetrekkingseis geen effectieve manier is om dit doel te bereiken.

Het kabinet geeft aan te onderzoeken hoe bepaalde vormen van onbedoeld gebruik van de BOR kan worden tegengegaan. Te denken valt aan situaties waarin (op hoge leeftijd) vermogen wordt omgezet in ondernemingsvermogen, zonder dat sprake is van een reële bedrijfsoverdracht.  

Het kabinet zal de hiervoor genoemde maatregelen in juni 2023 uitgebreider toelichten. Wilt u meer weten over de recente politieke ontwikkelingen rondom de BOR? Lees dan ook onze nieuwsbrieven van 10 juni 2022 en 12 december 2022.

Wacht niet langer, kom in actie

Uit de Voorjaarsnota 2023 blijkt dat de BOR binnen afzienbare tijd daadwerkelijk versoberd zal worden. Overweegt u uw familiebedrijf in de (nabije) toekomst over te dragen aan de volgende generatie? Wacht dan niet langer. De komende periode is hét moment om (versneld) naar bedrijfsopvolging te kijken. 

Meer weten over bedrijfsopvolging?

In onze Tackling podcast ‘Bedrijfsopvolging, hoe een goede voorbereiding het verschil kan maken’, bespreken gastvrouw Eline Ronner en gasten van netwerkorganisatie Familiebedrijven Nederland (FBNed) en Loyens & Loeff op welke wijze een bedrijfsopvolging binnen het familiebedrijf het beste kan worden voorbereid.

Aanscherping earningsstrippingmaatregel voor vastgoedvennootschappen

Het kabinet stelt voor om met ingang van 1 januari 2025 de drempel (van 1 miljoen euro) van de generieke renteaftrekbeperking, bekend als de ‘earningsstrippingmaatregel’, voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten. Daarmee wil het kabinet voorkomen dat vennootschappen worden opgeknipt om vervolgens meerdere keren gebruik te maken van de drempel (van 1 miljoen euro).

Verdere vormgeving van box 3 

Het kabinet Rutte IV zoekt naar mogelijkheden om de belastingheffing in box 3 in de komende jaren zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij het werkelijke rendement. Dit, vooruitlopend op een box 3-heffing naar het werkelijke rendement vanaf 2027. Wilt u meer weten over de box 3-systematiek tijdens de overbruggingsperiode? Lees dan onze nieuwsbrief van 20 september 2022.

Het kabinet voorziet twee soorten maatregelen. Enerzijds maatregelen die met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 inwerking zullen treden; en anderzijds maatregelen die per 1 januari 2024 (of later) inwerking kunnen treden. De belangrijkste maatregelen lichten wij hierna toe. 

Verder kondigt de Staatssecretaris van Financiën aan om in het derde kwartaal van 2023 een conceptwetsvoorstel voor een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement ter internetconsultatie aan te bieden.  

Maatregelen per 1 januari 2023

Het aandeel in het vermogen van een VvE en het aandeel in het vermogen op een derdengeldenrekening kwalificeren op dit moment als een ‘overige bezitting’, waarover een hoog forfaitair rendement in aanmerking wordt genomen. Aangezien dit soort vermogen meestal op een bankrekening staat, stelt de Staatssecretaris van Financiën voor om dergelijk vermogen per 1 januari 2023 onder de categorie ‘banktegoeden’ te plaatsen voor de belastingheffing in box 3.

De Staatssecretaris van Financiën stelt voor om vorderingen en schulden tussen fiscale partners (bijv. gehuwden) en tussen ouders en minderjarige kinderen vanaf 1 januari 2023 te defiscaliseren. Dit betekent dat dergelijke vorderingen en schulden niet hoeven te worden opgenomen in de aangifte(n) inkomstenbelasting.

Maatregelen per 1 januari 2024 (of later)

Box 3-vorderingen vallen in de categorie ‘overige bezittingen’. In 2023 wordt aan deze vorderingen een forfaitair rendement gekoppeld van 6,17%. Voor schulden geldt in 2023 een forfaitaire rentelast van 2,46%, terwijl het om een spiegelbeeldige vordering/schuld-verhouding kan gaan. Een dergelijke situatie komt bijvoorbeeld voor als een ouder geld uitleent aan een meerderjarig kind. Bij de ouder wordt de vordering in 2023 in box 3 belast alsof hij/zij een rendement behaalt van 6,17%, terwijl bij het kind over hetzelfde leningsbedrag slechts een rentelast in box 3 in aanmerking wordt genomen van 2,46%.

De Staatssecretaris gaat de mogelijkheden (verder) onderzoeken om deze ‘mismatch’ op te lossen. Verder wordt onderzocht of, en zo ja, wanneer de maatregel inwerking kan treden. Bij een oplossing verwacht hij een budgettaire derving van circa € 330 miljoen, welke mogelijk wordt opgevangen door een verlaging van het heffingsvrije vermogen van box 3 of een verhoging van het belastingtarief in box 3.

Om beter aan te sluiten bij het daadwerkelijk behaalde rendement in box 3 overweegt de Staatssecretaris van Financiën om de huidige categorie ‘overige bezittingen’ uit te splitsen in de volgende categorieën: (i) effecten, (ii) onroerende zaken, (iii) kapitaalverzekeringen, (iv) periodieke uitkeringen, (v) belastbaar netto pensioen en belastbare netto lijfrentes en (vi) overige bezittingen. Iedere categorie zou een eigen forfaitair rendement krijgen gebaseerd op een langjarig gemiddeld rendement. Hierdoor wordt volgens de Staatssecretaris beter bij het werkelijk rendement aangesloten.

Er zal een uitvoeringstoets worden gedaan om te beoordelen of deze maatregel uitvoerbaar is. Als de uitkomst van de uitvoeringstoets positief is, kan de maatregel naar verwachting per 1 januari 2024 worden ingevoerd. De Staatssecretaris verwacht een budgettaire derving die waarschijnlijk wordt opgevangen met een verhoging van het belastingtarief in box 3. Tevens zullen verdere maatregelen worden genomen om te voorkomen dat belastingplichtigen kunnen ‘hoppen’ tussen de verschillende separate vermogenscategorieën rondom de peildatum van box 3 (1 januari) om zo hun belastingheffing in box 3 te beperken.

Onroerend goed belasten in een stelsel van heffing op basis van werkelijk rendement

Separaat wordt onderzocht hoe (inkomen uit) onroerend goed het beste kan worden belast in een stelsel met belastingheffing op basis van werkelijk rendement. Voor het belasten van (inkomen uit) onroerend goed wordt gekeken naar een combinatie van een aantal varianten. Het gaat om de volgende combinatie:

  • Werkelijke inkomsten uit verhuur en (erf)pacht worden direct belast, terwijl kosten gerelateerd aan de verhuur of (erf)pacht forfaitair aftrekbaar zijn;
  • De waardeontwikkeling wordt forfaitair bepaald, waarbij voor woningen wordt uitgegaan van de WOZ-waarde en voor niet-woningen wordt uitgegaan van de waarde in het economische verkeer;
  • In de forfaits voor de waardeontwikkeling wordt een onderscheid tussen woningen en niet-woningen, waarbij een verder onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten onroerende goederen bij niet-woningen; en
  • Onderzoek naar het belasten van het eigen gebruik van onroerend goed in box 3.

Onderzocht wordt of onroerende zaken (of vanaf een bepaald aantal) kunnen worden belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden in plaats van in box 3, ongeacht of de onroerende zaken al dan niet worden verhuurd.

N.B.: De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 in het zogenoemde Kerstavondarrest dat de vermogensrendementsheffing van box 3 sinds 1 januari 2017 in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Deze strijdigheid heeft als belangrijkste oorzaak dat sinds 2017 voor de belastingheffing in box 3 wordt uitgegaan van een fictief rendement over een fictieve samenstelling van het vermogen (vermogensmix), waardoor de belastingheffing volgens de Hoge Raad te ver af is komen te staan van een heffing over het werkelijke inkomen. Wilt u meer weten over het Kerstavondarrest? Lees dan ook onze nieuwsbrief van 24 december 2021.

Contact

Heeft u vragen over de plannen die zijn opgenomen in de Voorjaarsnota 2023, box 3 en/of de andere relevante ontwikkelingen? En vraagt u zich af wat hiervan de eventuele gevolgen zijn voor uw situatie? Of heeft u interesse in een vrijblijvend kennismakingsgesprek? Neem dan contact op met uw Loyens & Loeff-adviseur of met een van onze adviseurs van het team Family Owned Business & Private Wealth. Wij helpen u graag verder.

Disclaimer

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.