Vervolgonderzoek BOR

Op 25 mei 2022 publiceerde het CPB zijn evaluatierapport over de BOR. Het CPB heeft de doeltreffendheid, noodzakelijkheid en doelmatigheid van de BOR onderzocht. Het CPB concludeerde onder meer dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting niet doelmatig is en gaf in overweging om de regeling te laten vervallen en te vervangen door een betalingsregeling. Volgens het CPB zijn bij circa driekwart van de bedrijfsoverdrachten namelijk voldoende vrije financiële middelen aanwezig om de schenk- of erfbelasting direct te betalen. Zie voor een nadere beschouwing van het CPB-rapport onze blog van 1 juni 2022.

Het kabinet had in eerste reactie op het CPB-rapport aangegeven dat zij nog steeds achter de doelstelling van de BOR staat: het voorkomen van liquiditeitsproblemen bij (reële) bedrijfsopvolgingen. Wel vindt het kabinet het van groot belang dat knelpunten - zowel voor de ondernemers als voor de Belastingdienst - worden geadresseerd en dat oneigenlijk gebruik van de BOR wordt beperkt. 

In dat kader heeft het kabinet de afgelopen maanden vervolgonderzoek gedaan naar de BOR. De uitkomsten daarvan zijn op 29 juni 2023 bekend gemaakt.

Voorgestelde maatregelen

Op basis van de uitkomsten van het vervolgonderzoek worden wijzigingen in de BOR voorgesteld, waarvan de meeste al in de Voorjaarsnota 2023 waren aangekondigd (zie hiervoor onze nieuwsbrief van 1 mei 2023). Het kabinet licht deze maatregelen nu uitgebreider toe en stelt daarnaast één extra maatregel voor.

1.    Afschaffing dienstbetrekkingseis

In de Kamerbrief herhaalt het kabinet het voorstel om de zogenoemde ‘dienstbetrekkingseis’ per 2025 af te schaffen. Met de dienstbetrekkingseis wordt ernaar gestreefd om de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting alleen van toepassing te laten zijn als de verkrijger duurzaam betrokken is bij de onderneming. Het is echter gebleken dat de dienstbetrekkingseis geen effectieve manier is om dit doel te bereiken.

2.    Minimumleeftijd voor bedrijfsopvolger(s)

Het faciliteren van reële bedrijfsopvolgingen blijft het uitgangspunt van het kabinet. Omdat bij schenking van aandelen aan (zeer) jonge personen de kans volgens het kabinet klein is dat van een reële bedrijfsopvolging sprake is, stelt het kabinet voor om vanaf 2025 een minimumleeftijd van 21 jaar voor bedrijfsopvolger(s) in te voeren. In de Voorjaarsnota stond deze maatregel nog niet vermeld. 

De leeftijdsgrens geldt zowel voor de BOR in de schenk- en erfbelasting als de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting en dient ter vervanging van de dienstbetrekkingseis (die op dit moment alleen voor de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting geldt). Het kabinet stelt voor om de leeftijdsgrens niet te laten gelden bij bedrijfsopvolgingen in geval van overlijden.

3.    Verlaging vrijstellingspercentage van 83% naar 70% boven € 1,5 miljoen ondernemingsvermogen

Voorgesteld wordt om het vrijstellingspercentage van de BOR in de schenk- en erfbelasting per 2025 te verlagen van 83% naar 70% voor zover de goingconcernwaarde van de onderneming uitkomt boven € 1,5 miljoen. Tot € 1,5 miljoen (nu: € 1,2 miljoen) geldt een vrijstellingspercentage van 100%.

Dit heeft tot gevolg dat het effectieve tarief voor ondernemingsvermogen boven  € 1,5 miljoen wordt verhoogd van 3,4% naar 6%. 

Dit voorstel is ongewijzigd overgenomen uit de Voorjaarsnota. 

4.    Afschaffing van de 5% doelmatigheidsmarge

De doelmatigheidsmarge van de BOR houdt in dat (niet-kwalificerend) beleggingsvermogen van een vennootschap tot 5% van het ondernemingsvermogen alsnog wordt aangemerkt als (kwalificerend) ondernemingsvermogen. In de Voorjaarsnota werd voorgesteld om deze af te schaffen. 

In de Kamerbrief blijft het kabinet bij dit voorstel, maar wordt aangegeven dat de doelmatigheidsmarge voor de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting op een later moment wordt afgeschaft. Voor de BOR in de schenk- en erfbelasting blijft afschaffing per 2025 wel het uitgangspunt. 

5.    Keuzevermogen alleen ondernemingsvermogen voor zover ook in de onderneming gebruikt

De Voorjaarsnota bevatte al het voorstel om per 2025 te bepalen dat bedrijfsmiddelen die zowel kenmerken van ondernemingsvermogen als van beleggingsvermogen hebben (keuzevermogen), slechts voor de BOR kwalificeren voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. Daaraan voegt het kabinet nu toe dat de maatregel alleen van toepassing zal zijn op bedrijfsmiddelen die (i) meer waard zijn dan € 100.000 en (ii) voor meer dan 10% als beleggingsvermogen kwalificeren. Het kabinet overweegt dat de uitvoerings- en administratieve lasten te ver oplopen indien de maatregel van toepassing zou zijn op al het keuzevermogen. 

6.    Alleen BOR voor reguliere aandelen met een minimaal belang van 5%

De Voorjaarsnota bevatte al het voorstel om per 2025 de toegang tot de BOR te beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% die volledig meedelen in de winst- en de liquidatieopbrengst. De BOR blijft wel van toepassing voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven. Tracking stocks, opties op aandelen, winstbewijzen en belangen van minder dan 5% worden uitgesloten. Uit de Kamerbrief blijkt dat het kabinet de eerder aangekondigde inwerkingtreding met één jaar uit wenst te stellen tot 2026.

7.    Versoepelen van de bezits- en voortzettingseis

De bezitseis en voortzettingseis houden kortweg in dat de aandelen (en onderneming) gedurende een bepaalde periode (bij schenking: 5 jaar) vóór en na overdracht moeten worden aangehouden om voor de BOR in de schenk- en erfbelasting in aanmerking te komen. Uit de Voorjaarsnota bleek reeds het voornemen van het kabinet om per 2025 de bezits- en de voorzettingseis te versoepelen, zodat dit meer aansluit bij de bedrijfseconomische dynamiek.

Het kabinet geeft in de Kamerbrief aan per 2026 de vijfjaarstermijn in de bezits- en voortzettingseis te willen verkorten. Daarnaast is het kabinet voornemens een aantal knelpunten in de bezits- en voortzettingseis weg te nemen. De aanpassingen in de wet- of lagere regelgeving waarin deze versoepelingen worden geregeld, worden in de aanloop naar het Belastingplan 2025 gepubliceerd.

8.    Aanpak oneigenlijk gebruik (rollatorinvesteringen en dubbel-BOR)

Het kabinet heeft onderzocht hoe bepaalde vormen van oneigenlijk gebruik van de BOR kunnen worden tegengegaan. Te denken valt aan situaties waarin (op hoge leeftijd) (niet-kwalificerend) beleggingsvermogen wordt omgezet in ondernemingsvermogen, zonder dat sprake is van een reële bedrijfsoverdracht (‘rollatorinvesteringen’). 

Het kabinet denkt over een verlenging van de bezitstermijn voor erflaters en schenkers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Het kabinet erkent dat dit in beginsel leeftijdsdiscriminatie is, maar acht dit gerechtvaardigd in verband met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en misbruik van de BOR. 

Daarnaast is het kabinet voornemens om toepassing van de BOR uit te sluiten voor zover een onderneming eerder al in het bezit is geweest van de verkrijger (dubbel-BOR constructies). De beoogde inwerkingtreding van deze maatregelen is 2026.

9.    Per 2024 wordt verhuurd vastgoed standaard aangemerkt als beleggingsvermogen

Het kabinet heeft in een eerder stadium al aangegeven dat per 2024 verhuurd vastgoed aan derden voor de BOR standaard zal worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Vastgoed dat wordt gebruikt binnen de eigen onderneming blijft tot het ondernemingsvermogen behoren. Het kabinet geeft nu aan dat de ‘eigen onderneming’ zich uitstrekt tot het ‘eigen concern’, waar ook ‘kwalificerende verbonden lichamen’ deel van uitmaken. Een nadere verduidelijking van deze begrippen wordt niet gegeven, waardoor nog steeds onduidelijk is welk belang een verhuurder in een andere onderneming moet houden om te kunnen spreken van vastgoed in eigen gebruik.

Wel geeft het kabinet aan dat tijdelijke verhuur van vastgoed in de dienstensector, zoals hotelkamers, cafés, restaurants, tennisbanen, bowlingbanen en squashbanen, niet onder de maatregel valt. Dergelijk vastgoed wordt dus niet standaard als beleggingsvermogen aangemerkt. 

Het kabinet verwacht dat deze maatregel ertoe leidt dat sneller zekerheid kan worden verkregen over de fiscale behandeling van vastgoed. 

Kom in actie

Naar verwachting hebben de maatregelen tot gevolg dat bedrijfsopvolgingen van grote ondernemingen in de toekomst zwaarder worden belast. Indien u overweegt om uw familiebedrijf in de (nabije) toekomst over te dragen aan de volgende generatie, adviseren wij om niet langer te wachten met het inwinnen van (nader) advies. Een zorgvuldig voorbereide bedrijfsopvolging kan immers bijdragen aan de continuïteit van uw familiebedrijf. 

Meer weten over bedrijfsopvolging?

In onze Tackling podcast ‘Bedrijfsopvolging, hoe een goede voorbereiding het verschil kan maken’, bespreken gastvrouw Eline Ronner en gasten van netwerkorganisatie Familiebedrijven Nederland (FBNed) en Loyens & Loeff op welke wijze een bedrijfsopvolging binnen het familiebedrijf het beste kan worden voorbereid.

Contact

Heeft u vragen over dit nieuwsbericht? Of heeft u interesse in een vrijblijvend kennismakingsgesprek? Neem dan contact op met uw Loyens & Loeff-adviseur of met een van onze adviseurs van het team Family Owned Business & Private Wealth.