Achtergrond Verrekenprijzenbesluit en VI-Besluit


Het Verrekenprijzenbesluit is tekstueel en inhoudelijk gewijzigd om beter aan te sluiten bij de terminologie van de OESO-richtlijnen 2022 en de Nederlandse wet- en regelgeving.

De ontwikkelingen op het gebied van de winstallocatie aan vaste inrichtingen, waaronder de resultaten van het BEPS-project van de OESO, zijn aanleiding tot een actualisering van het VI-Besluit dat uit 2011 dateerde. In het VI-Besluit is aandacht voor de introductie van de objectvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in 2012 en is het Nederlandse uitgangspunt dat dubbele niet-belasting als gevolg van verschillende interpretaties van het arm’s-lengthbeginsel ongewenst is en zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Voorts is een aantal redactionele wijzigingen aangebracht en zijn verwijzingen naar andere besluiten en documenten geactualiseerd.

Verrekenprijzenbesluit


Algemeen

Uit (opmerkingen in) diverse paragrafen kan worden afgeleid dat situaties waarbij dubbele niet-belasting binnen een multinationale groep ontstaat als gevolg van het toepassen van de OESO-Richtlijnen, de Belastingdienst kan afwijken van de in het Verrekenprijzenbesluit uiteengezette standpunten.

Financiële transacties

De geüpdatete paragraaf over financiële transacties is in lijn gebracht met de inhoud van het (nieuwe) Hoofdstuk X van de OESO-richtlijnen 2022. In deze paragraaf wordt o.a. benadrukt dat eerst vastgesteld moet worden of een lening voor verrekenprijsdoeleinden als lening kan worden gecategoriseerd. Indien een deel niet als lening wordt gekwalificeerd dient volgens de Staatssecretaris een arm’s-length rentelast voor de resterende lening te worden bepaald.

Het Verrekenprijzenbesluit besteedt verder aandacht aan DVLs. De Staatssecretaris stelt hierbij o.a. dat een financiering die door een DVL slechts door middel van een garantstelling van een gelieerde entiteit kan worden aangetrokken, dient te worden aangemerkt als kapitaalstorting in de DVL.  De bovengenoemde standpunten van de Staatssecretaris staan hierbij op gespannen voet met de jurisprudentie van de Hoge Raad waarbij in beginsel de civielrechtelijke vorm van een geldverstrekking bepalend is voor de fiscale kwalificatie (tenzij er sprake is van een schijnlening, een deelnemerschapslening of een bodemlozeputlening). Dit wordt ook onderkend in het Verrekenprijzenbesluit. De Staatssecretaris neemt hierbij het standpunt dat bij aanvraag van zekerheid vooraf (i.e. een APA), de OESO-richtlijnen als uitgangspunt worden genomen.

Steunmaatregel

In het Verrekenprijzenbesluit wordt onderkend dat bepaalde gebeurtenissen (zoals een kredietcrisis of pandemie) aanleiding zijn om de voorwaarden van de transactie aan te passen. Volgens de Staatssecretaris kunnen partijen bij een dergelijke aanpassing rekening houden met een mogelijke toekenning van een steunmaatregel (zoals de NOW).  

VI-Besluit


In het VI-Besluit wordt nogmaals benadrukt dat de Staatssecretaris voor wat betreft de allocatie van rentekosten aan een vaste inrichting de voorkeur heeft voor de zogenaamde “capital allocation approach” in combinatie met de “fungibility approach”. Op basis van het VI-besluit gaat de “capital allocation approach” uit van de methode dat de vaste inrichting in principe een gelijke kredietwaardigheid heeft als het lichaam in zijn geheel. Bij de “fungibility approach” wordt, na de allocatie van het vermogen op basis van de “capital allocation approach”, de rentelast van het lichaam naar rato van het toegerekend vreemd vermogen gealloceerd aan de vaste inrichting.

Praktische gevolgen


Belastingplichtige moeten rekening houden dat de standpunten van de Staatssecretaris die zijn neergelegd in het Verrekenprijzenbesluit en VI-Besluit zullen opkomen in discussies met de Belastingdienst. Of dergelijke standpunten zullen worden gevolgd in de jurisprudentie is op dit moment onzeker. Wij raden aan bestaande casusposities en meer specifiek intra-groep financieringstransacties in het licht van de veranderingen in de besluiten goed te evalueren.

Inwerkingtreding


Beide besluiten zijn per 2 juli 2022 in werking getreden.