De geschillen betroffen verschillende nieuwbouwprojecten in het land. De ontwikkelaars in kwestie vorderden in verschillende kort gedingen een veroordeling van Liander strekkende tot het opleveren van de gevraagde aansluitingen op het elektriciteitsnet en transportcapaciteit binnen een bepaalde termijn, op straffe van een dwangsom.

Netbeheerders zoals Liander kampen met een elektriciteitsnetwerk dat tegen capaciteitsproblemen aanloopt. Hierdoor dient Liander steeds vaker werkzaamheden aan het net uit te voeren, zoals het aanleggen van een nieuw net en/of het uitbreiden van het bestaande net, alvorens zij over kan gaan tot het opleveren van de gevraagde aansluiting of de gevraagde transportcapaciteit. Liander stelde dat zij niet in rechte kon worden gedwongen om binnen een bepaalde termijn de gevraagde aansluitingen en het gevraagde transport te realiseren zolang zij bezig is met de aanleg of uitbreiding van het net.

De rechtbank volgde Liander in haar verweer en overwoog dat netaanleg en netuitbreiding taken zijn in de zin van artikel 16 lid 1 sub c Elektriciteitswet 1998 en dat hiervoor geen termijn geldt waaraan individuele aanvragers rechten kunnen ontlenen. ACM houdt toezicht op netuitbreidingen door netbeheerders en gesteld noch gebleken was dat Liander in dat opzicht enig verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank meende met Liander dat zolang aantoonbaar geen transportcapaciteit beschikbaar en werkzaamheden noodzakelijk zijn is om de gevraagde aansluitingen van elektriciteit te kunnen voorzien, de aannemer redelijkerwijs geen belang had bij een vordering in kort geding om de aansluitingen binnen een bepaalde termijn gerealiseerd te krijgen.

De ECLI-nummers van de vonnissen zijn: ECLI:NL:RBGEL:2023:6730, ECLI:NL:RBGEL:2023:6636 en ECLI:NL:RBGEL:2023:6637.

Onze hieronder vermelde collega's hebben Liander in deze procedures bijgestaan.