Wetsvoorstel gelijke beloning van vrouwen en mannen

Ongelijke beloning is al jaren in strijd met verschillende wetten en verdragen, zoals de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, artikel 7:646 Burgerlijk Wetboek en artikel 23 van het Handvest van de Grondrechten van de mens. Toch worden vrouwen voor hetzelfde werk nog steeds minder beloond dan mannen; een hardnekkig probleem aldus de initiatiefnemers. Zo verdienden vrouwen in 2016 bij de overheid 8% minder dan mannen en was het verschil in het bedrijfsleven maar liefst 19%. Volgens de initiatiefnemers komt dit doordat de huidige wetsartikelen onvoldoende mogelijkheden bieden om ongelijke beloning tegen te gaan. Zo ligt het bewijsvermoeden om ongelijke beloning aan te tonen nu bij de werknemer. Dit levert onwenselijke drempels op. Het wetsvoorstel bevat daarom meerdere instrumenten om ongelijke beloning effectiever tegen te gaan. De belangrijkste maatregelen lichten wij hieronder nader toe.

Maatregelen

1. Verschuiving bewijslast

Een van de belangrijkste wijzigingen betreft de verschuiving van de bewijslast van gelijke beloning van werknemer naar werkgever. Werkgevers worden verplicht aan te tonen dat in de onderneming gelijk loon voor gelijk werk wordt betaald.

2. Certificeringsplicht voor grote ondernemingen

De verschuiving van de bewijslast naar de werkgever zal – in navolging van IJsland – worden vormgegeven via een certificeringsysteem. Ondernemingen met meer dan 250 werknemers (‘grote ondernemingen’) moeten elke drie jaar een certificaat verkrijgen waaruit blijkt dat vrouwen en mannen in dezelfde functie en voor hetzelfde aantal uur, gelijk worden beloond. Een onafhankelijke instantie zal een transparante standaard ontwikkelen op basis waarvan deze certificering plaatsvindt. Dit zelfstandige bestuursorgaan voert deze certificering ook uit. Op de website van de certificeringsinstantie wordt gepubliceerd welke ondernemingen een dergelijk certificaat hebben. Kleinere ondernemingen mogen een certificaat aanvragen, maar zijn dit niet verplicht.

3. Verzwaarde bewijslast ondernemers zonder certificaat

Op werkgevers die niet in het bezit zijn van het vereiste certificaat rust een zwaardere bewijslast; het vermoeden van onderscheid in loon wordt geacht te bestaan omdat het vereiste certificaat ontbreekt. In dat geval rust de bewijslast van het al dan niet bestaan van ongelijke beloning niet op de werknemer, maar op de werkgever. De werkgever moet in dat geval dus feiten aanvoeren om dit vermoeden te weerleggen.

4. Plicht tot informatieverstrekking aan ondernemingsraad en in het bestuursverslag

De initiatiefnemers vinden het belangrijk dat ook het midden- en kleinbedrijf werkt aan meer gelijke beloningen. Ondernemingen die een ondernemingsraad hebben, worden verplicht één keer per jaar informatie aan de ondernemingsraad te verstrekken over de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen in vergelijkbare functies. Artikel 31 van de Wet op de ondernemingsraden wordt hiertoe aangepast. Voorts moeten ondernemingen met ten minste 50 werknemers deze informatie opnemen in het bestuursverslag. Als de beloningsverhouding scheef is, moet worden toegelicht wat (mogelijke) verklaringen hiervan zijn. Ook moet dan worden toegelicht wat wordt gedaan om deze beloningsverschillen te verkleinen.

5. Recht op inzage

Ondernemingen met ten minste 50 werknemers worden verplicht op verzoek van de werknemer inzage te bieden in de geanonimiseerde gegevens van loon van andere werknemers in dezelfde of vergelijkbare functies.

6. Klachtenregeling

Als een werknemer constateert dat sprake is van onverklaarbare verschillen in loon, kan hij of zij een klacht indienen bij de ondernemer. De ondernemer dient de betrokken ondernemingsraad direct op de hoogte te stellen van de klacht en heeft twee maanden om de klacht af te handelen. Als de ondernemer de klacht niet binnen deze termijn heeft afgehandeld of naar het oordeel van de werknemer niet naar behoren heeft afgehandeld, kan de werknemer een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens.

7. Toezicht door Inspectie SZW

Indien een ondernemer (i) in het bezit is van een certificaat dat niet meer aan de vereiste voorwaarden voldoet of; (ii) onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt of; (iii) het certificaat anderszins onterecht aan een onderneming is verstrekt, is de Inspectie SZW bevoegd het certificaat te schorsen of in te trekken. Elke schorsing of intrekking wordt opgenomen in het openbare register bij de certificerende instelling. Daarnaast is de Inspectie SZW bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen die kan oplopen tot € 87.000. Bij recidive kan dit bedrag nog worden verhoogd.

Tot slot

De beoogde datum van inwerkingtreding is nog niet bekend. Het wetsvoorstel voorziet in een overgangsperiode van twee jaar. Werkgevers krijgen daarmee de tijd om eventuele verschillen in loon tussen mannen en vrouwen die binnen die onderneming arbeid van gelijke waarde dan wel, bij gebreke daarvan, arbeid van nagenoeg gelijke waarde verrichten, weg te nemen en de certificering te regelen. Het is nog afwachten of deze wet er daadwerkelijk komt. VVD en CDA plaatsten tijdens het debat reeds vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Het volgende debat vindt naar verwachting plaats na de Kamerverkiezingen in maart. Dan zal worden bekeken of er in de nieuwe Tweede Kamer een meerderheid is. Wij houden u op de hoogte.