Rechtspraak – NL

  • College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt in beroepen tegen afwijzingen SDE+-aanvragen, onder meer, over wie (geen) belanghebbende is bij een dergelijk afwijzingsbesluit.
  • Hof ’s-Hertogenbosch: wijze van berekening van voorbelasting ten aanzien van geïntegreerde zonnepanelen op een tot het privévermogen behorende woning.

CBb 15 oktober 2019, zaak 18/1643, ECLI:NL:CBB:2019:501
Afwijzing SDE+-subsidieaanvraag nu bij de aanvraag niet de voor subsidieverlening vereiste toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is overgelegd, noch een gedoogplichtbeschikking ten aanzien van de beoogde locatie voor het plaatsen van de productie-installatie. De door appellante bepleite uitleg van art. 2, vierde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017 (hierna: de Regeling), volgens welke verweerder niet afwijzend op de aanvraag mag beslissen indien voldoende zekerheid bestaat dat een gedoogschikking zal (kunnen) worden overgelegd, strookt niet met de in bovengenoemde rechtspraak geformuleerde regel en er is geen grond in dit geval anders te oordelen. Dat het veel tijd kost om een gedoogplichtbeschikking te verkrijgen, zoals appellante heeft aangevoerd, doet geen afbreuk aan de uitleg van de weigeringsgrond en is een omstandigheid die voor rekening en risico van appellante komt. Beroep ongegrond.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juni 2019, belanghebbende / de inspecteur van de Belastingdienst (zaak 18/00143, ECLI:NL:GHSHE:2019:2249)
Wijze van berekening van voorbelasting in het jaar van aanschaf en installatie van geïntegreerde zonnepanelen op een tot het privévermogen behorende woning.
Belanghebbende heeft op zijn nieuwbouwwoning (geïntegreerde) zonnepanelen (ook wel: energieopwekkende dakpannen) laten installeren. De stroom die door belanghebbende niet wordt gebruikt, wordt geleverd aan het energiebedrijf. Voor de levering van opgewekte stroom aan het energiebedrijf is belanghebbende aangemerkt als ondernemer in de zin van art. 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Vervolgens heeft belanghebbende zijn aangifte omzetbelasting ingediend. Daarin heeft hij aangegeven dat hij EUR 60 verschuldigd is ter zake van de levering van stroom aan het energiebedrijf en heeft hij EUR 3.437 aan voorbelasting in aanmerking genomen, resulterend in een verzoek om teruggaaf van EUR 3.377 (EUR 3.437 minus EUR 60).

Bij beschikking heeft de Inspecteur de gevraagde teruggaaf gedeeltelijk verleend. Hij heeft daarbij de in de aangifte in aanmerking genomen voorbelasting gecorrigeerd op basis van de op 7 november 2013 door de Belastingdienst op haar website gepubliceerde ‘Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen’ (hierna: Vraag- en antwoordbesluit). De Inspecteur heeft de vooraftrek daarbij vastgesteld op € 1.431 resulterend in een teruggaafbeschikking van € 1.371 (€ 1.431 minus € 60).

In geschil is de vraag of de teruggaafbeschikking tot het juiste bedrag is vastgesteld. In hoger beroep doet belanghebbende primair een beroep op de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10387 (hierna: Hof A/L).
Het Hof overweegt dat anders dan in de zaak van Hof A/L waar het primair ging om gewijzigd privégebruik van een volledig voor de onderneming bestemde woning en de daaruit volgende herziening, het in de onderhavige zaak gaat over de wijze waarop de voorbelasting in het jaar van aanschaf en installatie van zonnepanelen op een tot het privévermogen behorende woning dient te worden berekend. Een ander belangrijk verschil is dat in deze zaak sprake is van geïntegreerde zonnepanelen, die als onroerend zijn te kwalificeren, terwijl het in de zaak van Hof A/L gaat om niet-geïntegreerde zonnepanelen, die als roerende zaken hebben te gelden.

Ervan uitgaande dat de geïntegreerde zonnepanelen van belanghebbende als onroerend hebben te gelden, is op grond van in artikel 15, lid 1,Wet OB in samenhang gelezen met artikel 11, lid 4 Uitv.besch. OB de voorbelasting met betrekking tot de zonnepanelen slechts aftrekbaar voor zover sprake is van bedrijfsactiviteiten (belast gebruik), waarbij moet worden uitgegaan van het werkelijk gebruik.

Belanghebbende wenst af te wijken van het forfait uit het Vraag- en antwoordbesluit. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende het door hem bepleite bedrag aan voorbelasting niet aannemelijk gemaakt. Zo houdt belanghebbende geen rekening met het feit dat de zonnepanelen een dubbele functie vervullen, te weten van dakbedekking (privégebruik, want het dak staat ten dienste van de nuttige ruimtes in de woning die alle louter voor privédoeleinden worden gebruikt) en van stroomopwekking (zakelijk (belast)gebruik).

Het Hof is zich bewust van het feit dat het uiterst lastig is om te bepalen in welke mate de zonnepanelen voor zakelijke (belaste) activiteiten en voor privédoeleinden worden gebruikt. Het in het Vraag en antwoordbesluit gehanteerde percentage van 50% acht het Hof evenwel niet onredelijk, gegeven het feit dat de geïntegreerde zonnepanelen een ‘dubbelfunctie’ vervullen en rekening houdend met de omstandigheid dat de zakelijke functie (het belaste gebruik) beperkt actief is.

Tussen partijen is niet in geschil dat de opgewekte stroom voor 1/3 deel voor privé wordt aangewend en voor 2/3 deel zal worden geleverd aan de energieleverancier.
Het Hof concludeert dat de teruggaafbeschikking tot het juiste bedrag is verleend.

CBb 29 oktober 2019, Zonnefatius B.V., Zonnepark Leek B.V., e.a. / de Minister van EZK (zaken 18/668, 18/2164, 18/2165, 18/2166 en 18/2167, ECLI:NL:CBB:2019:539)
Let op dat de juiste partij bezwaar maakt tegen een afwijzing van een SDE-subsidieaanvraag.
In de onderhavige zaak hebben een vijftal zonneparken elk afzonderlijk een afwijzing gekregen van de Minister van EZK op hun SDE-subsidieaanvraag voor de realisatie en exploitatie van het betreffende zonnepark.

Powerfield, een bedrijf dat voornamelijk grondgebonden zonneparken realiseert en exploiteert, heeft tegen deze afwijzingen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is vervolgens ongegrond verklaard, waarop vervolgens de betreffende zonneparken en Powerfield beroep hebben ingesteld.
Nu echter in de bezwaarschriften niet is vermeld dat de bezwaren mede zijn ingediend namens de betreffende zonneparken (en volgens het College niet bepalend is hoe verweerder het bezwaarschrift heeft opgevat en behandeld, maar dat het gaat om de vraag wie heeft te gelden als degene die bezwaar heeft gemaakt en of diegene als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb kan worden aangemerkt), stelt het College vast dat in dit geval (alleen) Powerfield bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten.

De subsidiaire stelling dat het de zonneparken redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar hebben gemaakt omdat Powerfield en de zonneparken feitelijk met elkaar kunnen worden vereenzelvigd, en nu in zaak 18/668 een vertegenwoordiger van het zonnepark bij de hoorzitting is verschenen, slaagt evenmin. Daarbij neemt het College in aanmerking dat Powerfield en de zonneparken juridisch verschillende entiteiten zijn, die om die reden van elkaar moeten worden onderscheiden en aan wie afzonderlijk een bezwaar- en beroepsrecht toekomt. Het had Powerfield, die bewust voor een SPV-constructie heeft gekozen, redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat de zonneparken zelf bezwaar hadden moeten maken tegen de besluiten waarmee op hun aanvragen om subsidie is beslist of dit zelf uitdrukkelijk namens hen had moeten laten doen. Dat dit niet is gebeurd, komt voor risico van de zonneparken. Van een situatie als bedoeld in art. 6:13 Awb, waarbij het niet instellen van bezwaar appellanten redelijkerwijs niet kan worden verweten, is naar het oordeel van het College dan ook geen sprake.

De conclusie is dat de zonneparken geen bezwaar hebben gemaakt. Zij hadden dat volgens de hoofdregel van art. 7:1, eerste lid, aanhef, van de Awb wel moeten doen om vervolgens beroep bij de bestuursrechter in te kunnen stellen. Van een in voormelde bepaling onder a tot en met g vermelde uitzondering op die hoofdregel is niet gebleken. Hieruit volgt dat de beroepen van de zonneparken niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Beroepen Powerfield zijn ongegrond, nu zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Powerfield is als aandeelhouder van de zonneparken niet rechtstreeks, maar indirect, in haar vermogen geraakt door de bestreden besluiten (het College verwijst daarbij naar zijn uitspraak van 23 april 2019, ECLI:NL:CBB:172).

Autoriteit Consument & Markt (ACM)

  • Gepubliceerd: de per oktober geldende Energiecodes en diverse codewijzigingsvoorstellen
  • Goedkeuring ACM inzake verzoek TenneT TSO B.V. tot wijziging annex bij HAR (FCA Verordening)
  • ACM keurt voorstel TenneT langetermijncapaciteit Cobrakabel goed
  • ACM publiceert ‘Handleiding opgave nieuwe en gewijzigde tarieven en voorwaarden elektriciteit en/of gas’ (versie november 2019)

Energiecodes

Netcode elektriciteit per 8 oktober 2019

Begrippencode elektriciteit per 22 oktober 2019

Netcode elektriciteit per 22 oktober 2019


Codewijzigingsvoorstellen

  • Zaak ACM/16/022666 – Codebesluit ACM tot wijziging van de Net- en Begrippencodes elektriciteit inzake snelle spanningsvariaties, 17 oktober 2019

Staatscourant 21 oktober 2019, nr. 57151

Staatscourant 18 oktober 2019, nr. 57155

  • Bijlage: Analyse van Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) met uitzondering van begrippen, 7 september 2018
  • Bijlage: Niet-limitatieve eisen (NLE's) van Verordening (EU) 2016/631 (NC DCC), 7 september 2018
  • Bijlage: Wijzigingen in Netcode elektriciteit nieuwe structuur (ongedateerd)
  • Bijlage: Verslag GEN-vergadering d.d. 28 juni 2018, 7 september 2018
  • Bijlage: Commentarenmatrix, 7 september 2018
  • Zaak ACM/19/036296 – Ontwerp codebesluit tot wijziging van de Tarievencode gas inzake de hoogte van de korting afschakelbare capaciteit, 25 oktober 2019

Staatscourant 25 oktober 2019, nr. 59223

  • Zaak ACM/19/035150 – Codebesluit ACM tot wijziging van de Transportcode gas LNB inzake voorstel codewijziging aanbieden dienst Diversion op virtuele interconnectiepunten, 23 oktober 2019

Staatscourant 1 november 2019, nr. 59256


Regulering (internationaal)

Zaak ACM/18/032560 – Gezamenlijk voorstel TenneT (e.a.) voor de kostentoedelingsmethodologie in de CCR Hansa (op grond van art. 74 van de CACM Verordening), 14 augustus 2019

Staatscourant 10 oktober 2019, nr. 55639

  • Bijlage: met betrekking tot kostenverdeling van gecoördineerde redispatching en countertrading methodologie Hansa regio, 4 december 2018
  • Zaak ACM/18/032559 – Voorstel TenneT tot goedkeuring voor redispatching en compensatiehandel in de CCR Hansa, 5 september 2019

Staatscourant 10 oktober 2019, nr. 55639

  • Zaak ACM/19/035925 – Goedkeuring verzoek TenneT TSO B.V. wijziging annex bij HAR (FCA Verordening), 10 oktober 2019

Staatscourant 14 oktober 2019, nr. 56619

  • Publicatie ACM: Verzoek derogatie dagveiling balanceringscapaciteit, 22 oktober 2019
  • Zaak ACM/19/035610 – Goedkeuring gewijzigde nominatieregels fysieke transmissierechten BritNed (FCA Verordening), 28 oktober 2019

Staatscourant 31 oktober 2019, nr. 59790

Staatscourant 1 november 2019, nr. 59657

Zaak ACM/19/035881 – Verslag Veilingopbrengsten TenneT 2018/2019, 4 november 2019

  1. Bijlage: Rapport Veilingopbrengsten TenneT 2018/2019, 17 juli 2019


Overige publicaties

Nieuwsbericht ACM: ACM: groene en Nederlandse stroom zijn nu inderdaad groen en Nederlands, 11 oktober 2019


Vergunningen levering elektriciteit / gas en/of warmte aan kleinverbruikers

Zaak ACM/18/033824 – Brief naleving besluiten vergunningverlening en besluiten leveringszekerheid, 27 maart 2019 (pas nu openbaar)

  • Zaak ACM/18/034168 – Hydreco mag warmte leveren aan verbruikers, 19 september 2019
  • Zaak ACM/19/035199 – Klimaatgarant Exploitatie is warmteleverancier van “De BrouwerIJ’’, 26 september 2019
  • Zaak ACM/18/034528 – Eteck Warmte Firecrest mag warmte leveren aan verbruikers, 3 oktober 2019
  • Zaak ACM/19/035465 – ENSTROGA mag gas leveren aan kleinverbruikers, 11 oktober 2019
  • Zaak ACM/19/035465 – ENSTROGA mag elektriciteit leveren aan kleinverbruikers, 11 oktober 2019

Hof van Justitie EU | Gerecht

  • Arrest Hof van Justitie EU in de zaak C-270/18 over de toepasbaarheid van de vrijstelling voor kleine elektriciteitsproducenten van belasting van voor elektriciteitsproductie gebruikte energieproducten, zoals opgenomen in Richtlijn 2003/96/EG.
  • Arrest Hof van Justitie EU in de zaak C-31/18 over, onder meer, de vraag of voor het onderscheid “distributiesysteem” en transmissiesysteem” en daarmee de activiteiten “distributie” en “transmissie” van elektriciteit (zie art. 2, punten 3 en 5 van de Richtlijn 2009/72/EG) als enig criterium het spanningsniveau geldt.

Zaak C-270/18, UPM France SAS / Premier ministre, Ministre de l’Action et des Comptes publics, 16 oktober 2019

Belasting van energieproducten en elektriciteit. De vrijstelling voor kleine elektriciteitsproducenten van belastingheffing op de voor productie van elektriciteit gebruikte energieproducten (in casu aardgas voor een warmte-krachtkoppelingsinstallatie voor eigen gebruik) zoals opgenomen in art. 21, lid 5, derde alinea, tweede volzin, van Richtlijn 2003/96/EG, kon niet worden toegepast gedurende de betreffende overgangsperiode overeenkomstig art. 18, lid 10, tweede alinea van de Richtlijn, tot 1 januari 2009, omdat de Franse Republiek het bij die richtlijn ingestelde stelsel voor belasting van elektriciteit tijdens de overgangsperiode niet had ingevoerd.

 

Zaak C-31/18,  „Elektrorazpredelenie Yug” EAD / Komisia za energiyno i vodno regulirane (KEVR) (in tegenwoordigheid van: „BMF Port Burgas” EAD), 17 oktober 2019

Hoe dient het onderscheid distributiesysteem en transmissiesysteem en daarmee ook de activiteiten ‘distributie’ en ‘transmissie’ van elektriciteit te worden uitgelegd?
ER Yug is, op basis van een exclusieve vergunning, beheerder van het distributiesysteem binnen het (volgens de vergunning) afgebakende gebied Zuidoost-Bulgarije. Dit gebied omvat de zone waarin de haventerminals “Burgas West” en Burgas Oost 2” zijn gelegen, die een andere partij, te weten BMF, als concessiehouder beheert en waaraan zij de bijbehorende diensten verleent.
De installaties van BMF, gelegen in de betreffende haventerminals, zijn met het elektriciteitssysteem (door middel van een middenspanningskabel (20kV) met als naam “Novo Pristanishte” (i.e. “nieuwe haven”) aangesloten op de middenspanningsvoorziening (eveneens 20kV) van het onderstation “Ribari” (i.e. “vissers”). De elektriciteitskabel “Novo Pristanishte” is staatseigendom en is aan BMF toegewezen als onderdeel van de activa die nodig zijn voor de exploitatie van de in concessie gegeven terminals. Het onderstation “Ribari” is eigendom van de transmissiesysteembeheerder in Bulgarije, “Elektroenergien sistemen operator” EAD (hierna: “ESO”).
De elektriciteit die vervoerd wordt via het door ESO beheerde hoogspanningssysteem wordt bij de interconnectiepunten tussen het transmissie en het distributiesysteem via transformatoren omgezet van hoogspanning (110kV) naar middenspanning (20kV) om te kunnen worden gebruikt in de middenspanningsvoorziening (20kV) van het onderstation “Ribari”. De elektriciteitsmeters die vanuit het transmissiesysteem van ESO naar het distributiesysteem van ER Yug stroomt, zijn eigendom van ER Yug en zijn direct achter de transformatoren geplaatst bij de aansluitingen van de middenspanningsvoorziening (20kV) van het onderstation “Ribari”. De elektriciteitskabel “Novo Pristanishte” is aangesloten op deze voorziening. Deze kabel wordt uitsluitend gebruikt voor transport en levering van elektriciteit aan BMF.
Tussen ER Yug en BMF is op 30 september 2013 een systeemdienstenovereenkomst gesloten ten behoeve van de toegang tot het distributiesysteem en het transport van elektriciteit op dit systeem. Aangezien BMF meende rechtstreeks op het transmissiesysteem te zijn aangesloten, heeft zij op 6 oktober 2016 de overeenkomst met ER Yug eenzijdig opgezegd en met ESO overeenkomsten gesloten voor toegang tot het transmissiesysteem, de verlening van systeemdiensten en de transmissie van elektriciteit voor de levering van elektriciteit aan de hogergenoemde installaties van BMF. Op basis van deze overeenkomsten heeft ESO haar eigen toestellen geplaatst voor de commerciële verbruiksmeting van de elektriciteit die wordt vervoerd via de elektriciteitskabel “Novo Pristanishte”.
ER Yug heeft beroep ingesteld bij de Bulgaarse energietoezichthouder, Komisia za energiyno i vodno regulirane (KEVR) tegen het besluit waarin KEVR heeft geoordeeld dat ER Yug na het verstrijken van de opzegtermijn voor de overeenkomst met BMF niet langer het recht had om BMF de tarieven voor de toegang tot het distributiesysteem en het transport van elektriciteit langs dat systeem in rekening te brengen. Volgens KEVR waren de betrokken installaties van BMF rechtstreeks aangesloten op het transmissiesysteem van ESO en had BMF daardoor rechtstreeks toegang tot dit systeem. KEVR heeft daarom ER Yug gelast de tarieven voor de toegang tot het distributiesysteem en het transport van elektriciteit langs dat systeem niet langer aan BMF in rekening te brengen en het tarief te herzien dat bij het verstrijken van de opzegtermijn van de overeenkomst met BMF in rekening was gebracht.
De verwijzende rechter heeft naar aanleiding van deze gerechtelijke procedure prejudiciële vragen gesteld die in de basis, onder meer, zien op de vraag hoe het onderscheid tussen distributiesysteem en transmissiesysteem en daarmee ook tussen de activiteiten ‘distributie’ en ‘transmissie’ van elektriciteit dient te worden uitgelegd?

Geldt daarvoor als enig criterium het spanningsniveau (zie de bepalingen van art. 2, punten 3 en 5 van de Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (hierna: richtlijn 2009/72/EG))? Of mag, zoals door de verwijzende rechter wordt gevraagd, als aanvullend criterium, (zoals in het onderhavige geval in geschil is) ook gekeken worden naar het eigendom van de activa die ter uitoefening van deze activiteiten worden gebruikt?

Het Europese Hof oordeelt onder meer dat uit de definities uit richtlijn 2009/72/EG blijkt dat in de eerste plaats, wat de aard van de transmissie en distributiesystemen in de zin van richtlijn 2009/72 betreft en de hoeveelheid langs deze systemen vervoerde elektriciteit, het enige relevante criterium om te bepalen of een systeem een distributiesysteem dan wel een transmissiesysteem in de zin van deze richtlijn is, de elektriciteitsspanning is (zie naar analogie arrest van 22 mei 2008, citiworks, C 439/06, EU:C:2008:298, punt 48, en arrest van 28 november 2018, Solvay Chimica Italia e.a., C 262/17, C 263/17 en C 273/17, EU:C:2018:961, punt 30).
In de tweede plaats blijkt uit de definities in artikel 2, punten 3 en 5, van richtlijn 2009/72 dat, wat het doel van de transmissie en distributiesystemen in de zin van deze richtlijn betreft, het relevante onderscheidingscriterium, de categorie van klanten is voor wie de elektriciteit bestemd is, waarbij een transmissiesysteem dient om elektriciteit aan eindafnemers of distributiemaatschappijen te verkopen, terwijl een distributiesysteem bedoeld is om elektriciteit aan grootafnemers of eindafnemers te verkopen.
Het Hof concludeert dat een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding aan de orde is, die bepaalt dat de transformatie van elektriciteit van hoog naar middenspanning in een onderstation behoort tot de activiteiten van het transmissiesysteem, de beleidsruimte niet te buiten gaat waarover de lidstaten beschikken bij de uitvoering van art. 2, punten 3 en 5, van richtlijn 2009/72/EG, aangezien een dergelijke keuze – die door de Uniewetgever open is gelaten – is gemaakt op basis van het spanningsniveau.
Daarentegen mogen de lidstaten geen aanvullende onderscheidingscriteria toevoegen dan die welke betrekking hebben op i) het spanningsniveau en ii) de categorie van afnemers die via het systeem worden beleverd, om de begrippen “distributiesysteem” en “transmissiesysteem” te definiëren, omdat anders afbreuk zou kunnen worden gedaan aan de autonome en uniforme uitlegging van art. 2, punten 3 en 5, van richtlijn 2009/72. Lidstaten mogen, teneinde een uniforme toepassing van de richtlijn te verzekeren, uitsluitend verwijzen naar deze twee criteria en niet op basis van het criterium van het eigendom van de activa die worden gebruikt voor respectievelijk de transmissie- en distributieactiviteiten.
Zie de uitspraak voor de beantwoording van de overige (tweede) vraag door het Hof of afnemers die zijn aangesloten op het middenspanningsnet, dan altijd moeten worden beschouwd als klanten van de distributiesysteembeheerder/vergunninghouder voor het betrokken gebied, ongeacht de eigendomsverhoudingen van de voorzieningen waarop de elektrische installaties van deze afnemers rechtstreeks zijn aangesloten, en ongeacht de (rechtstreekse) overeenkomsten tussen deze afnemers en de transmissiesysteembeheerder zelf (punt 77 e.v.).

Zaak C-636/18, Commissie / Frankrijk, 24 oktober 2019 (het arrest is alleen in de Franse taal beschikbaar)

Richtlijn Luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG). Hof van Justitie EU: Frankrijk heeft sinds 2010 systematisch en voortdurend de jaarlijkse grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) overschreden.

Klik hier voor het Engelstalig persbericht van het Hof van Justitie EU (no. 132/19) van 24 oktober 2019.

 

Zaak C-212/18, Prato Nevoso Termo Energy Srl / Provincia di Cuneo en ARPA Piemonte, 24 oktober 2019

Is gebruik van vloeibare biomassa als energiebron van een warmte- en elektriciteitscentrale toegestaan wanneer deze niet is opgenomen in de bijlage (getiteld ‘Regulering van brandstoffen’) behorende bij de betreffende nationale regeling, in verhouding tot de Europese richtlijn betreffende afvalstoffen? Meer in het bijzonder, staan artikel 6 van richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen (hierna: ‘richtlijn 2008/98/EG) en in ieder geval het evenredigheidsbeginsel in de weg aan een nationale regeling (wetsbesluit nr. 152/2006), op grond waarvan, ook in het kader van een vergunningsprocedure voor een op biomassa gestookte centrale, vloeibare biomassa die voldoet aan de daarvoor geldende technische eisen en waarnaar vraag is voor gebruik als brandstof voor productiedoeleinden, als afvalstof moet worden beschouwd indien en zolang genoemde vloeibare biomassa niet is opgenomen in de bijlage (bijlage X bij deel V) behorende bij de nationale regeling, en dit ongeacht of is beoordeeld of er een negatief effect op het milieu is en of er in het kader van de vergunningsprocedure sprake was van enige betwisting van de technische eigenschappen van het product?

Ook verzoekt de verwijzende rechter om een prejudiciële beslissing over de vraag of artikel 13 van richtlijn 2008/98/EG en in ieder geval de beginselen van evenredigheid, transparantie en vereenvoudiging in de weg staan aan een nationale regeling als die in artikel 5 van wetsbesluit nr. 28/2011 voor zover daarin, voor het geval waarin de indiener van een aanvraag verzoekt om een vergunning voor het gebruik van biomassa als brandstof in een installatie die uitstoot in de atmosfeer teweegbrengt, geen regeling is opgenomen ter coördinatie met de vergunningsprocedure voor een dergelijk gebruik als brandstof zoals voorzien in wetsbesluit nr. 152/2006, bijlage X bij deel V, en daarin ook geen mogelijkheid is opgenomen om de voorgestelde oplossing in het kader van een geïntegreerde vergunningsprocedure en in het licht van vooraf vastgestelde technische specificaties in concreto te beoordelen.

Energieregulators – BE

In de betreffende periode zijn de volgende nieuwsberichten en/of documenten gepubliceerd.

  • Publicatie CREG: Beslissing over het voorstel van Elia System Operator NV van de regels voor de opschorting en het herstel van marktactiviteiten en de specifieke regels voor onbalansverrekening en verrekening van balanceringsenergie in het geval van opschorting van marktactiviteiten ((B) 1941), 19 september 2019
  • Publicatie CREG: Beslissing over de aanvraag van de NV Fluxys Belgium tot goedkeuring van het gewijzigde Standaard Aansluitingscontract en de bijlagen 6 en 11 ((B) 1979), 3 oktober 2019
  • Publicatie CREG: Beslissing over de goedkeuringsaanvraag van de NV ELIA SYSTEM OPERATOR voor alternatieve intraday-en langetermijnallocatie- en nominatieregels voor uitwisselingen op de biedzonegrens België – Groot-Brittannië in het geval waarin Groot-Brittannië de Europese interne energiemarkt verlaat ((B) 1993), 3 oktober 2019
  • Nouvelle CWaPE: Mise à jour du simulateur tarifaire, le 4 octobre 2019
  • Nouvelle CWaPE: Mise à jour du comparateur de prix CompaCWaPE, le 7 octobre 2019
  • Publicatie CREG: Study on the best forecast of remedial actions to mitigate market distortion ((F) 1987), 10 October 2019
  • Publicatie CREG: Beslissing 1992 over de goedkeuringsaanvraag van de NV ELIA SYSTEM OPERATOR voor intraday allocatieregels en day-ahead- en intraday nominatieregels voor uitwisselingen op de biedzonegrens België – Groot-Brittannië ((B)1992), 10 oktober
  • Publicatie CREG: Jaarlijkse monitoring van de prijzen op de elektriciteits- en aardgasmarkt voor gezinnen en kleine professionele verbruikers ((F)1996), 17 oktober 2019
  • Publicatie CREG: Beslissing over het gemeenschappelijke voorstel van de NV ELIA SYSTEM OPERATOR en alle transmissiesysteembeheerders van de Core capaciteitsberekeningsregio tot wijziging van de regionale eisen betreffende de geharmoniseerde veilingregels ((B)2011), 17 oktober 2019
  • Persbericht CREG: 360.000 Belgische gezinnen betalen jaarlijks 600 euro te veel voor hun energie (PR191024), 24 oktober 2019
  • Nouvelle CWaPE: Licence de fourniture de services de flexibilité: octroi, le 30 octobre 2019
  • Publicatie CREG: PC_2019_E_13 - Public Consultation on the proposal made by all Transmission System Operators on the pricing methodology for balancing energy and cross-zonal capacity (ongedateerd)
  • Publicatie CREG: PC_2019_E_15 - Public Consultation on the implementation framework for the mFRR European platform (ongedateerd)
  • Publicatie CREG: PC_2019_E_14 - Public consultation on the implementation framework for the aFRR European platform (ongedateerd)

Wet- en regelgeving in België, Nederland en de EU

We hebben een overzicht gemaakt waarin de voor de Nederlandse en Belgische energiesector relevante wet- en regelgeving staan opgenomen.

Sanctiebeleid voor verkoop van woningen zonder geldig energielabel wijzigt: van dwangsom naar direct opeisbare boete

Indien een verkoper bij de verkoop van een gebouw geen geldig energielabel beschikbaar stelt aan de koper, volgt een sanctie.

Lees meer

Energiezuinigheid van vastgoed – maak er tijdig werk van!

In onze blog van 13 februari 2019 berichtten wij u over de inwerkingtreding van het verplichte ‘C–label’ voor kantoorgebouwen per 1 januari 2023, de gevolgen voor eigenaren c.q. verhuurders en huurders, welke maatregelen daarvoor moeten worden genomen, voor wiens rekening die maatregelen komen en hoe kan worden gehandhaafd als niet aan de C-labelplicht wordt voldaan.

Belgisch energienieuws: Ontwerp wijziging Energiebesluit: voorstel tot verlaging van de investeringsrendement parameter voor hernieuwbare energieprojecten​

 

Contact

Voor meer informatie over de inhoud van deze update of andere energiegerelateerde vragen, kunt u terecht bij de contactpersonen voor deze nieuwsbrief.