Achtergrond

Een werknemer heeft sinds de Wet Werk en Zekerheid in beginsel recht op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt opgezegd, ontbonden, of een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd.

De werkgever moet de transitievergoeding ook betalen als de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (na twee jaar ziekte). Voor veel werkgevers werd dit als onrechtvaardig ervaren, aangezien zij al gedurende twee jaar ziekte het loon hebben betaald en kosten hebben gemaakt voor re-integratie. Dit weerhield veel werkgevers ervan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van langdurig zieke werknemers over te gaan, waardoor er veel ‘slapende dienstverbanden’ ontstonden. De arbeidsovereenkomst bleef dan formeel bestaan, maar er werd geen arbeid meer verricht en er bestond geen loondoorbetalingsverplichting meer.

Om deze slapende dienstverbanden te voorkomen en de werkgevers tegemoet te komen is in april 2020 de compensatieregeling in het leven geroepen. Met de compensatieregeling kunnen werkgevers onder voorwaarden aanspraak maken op compensatie voor de transitievergoeding die zij hebben betaald bij een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.

Aanleiding voor het wetsvoorstel

Het beperken van de compensatieregeling is een bezuinigingsmaatregel die al werd aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord en onderdeel uitmaakte van het regeerprogramma en vervolgens is verwerkt in de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Volgens het kabinet kan van middelgrote en grote werkgevers worden verwacht dat zij financieel draagkrachtig genoeg zijn om de transitievergoeding te betalen zonder dat daar compensatie tegenover staat. Voor kleinere werkgevers daarentegen, is dit een relatief grote kostenpost. De regering wil deze groep werkgevers daarom blijven ondersteunen door de compensatieregeling nog wel voor hen in stand te laten.

Belangrijkste onderdelen van het wetsvoorstel

Met het wetsvoorstel wordt beoogd de compensatieregeling in de toekomst alleen nog maar te laten gelden voor werkgevers die door de Belastingdienst als klein worden aangeduid. Bij deze kwalificering wordt gekeken naar het totale premieplichtige loon van de werkgever in de afgelopen twee jaar. Werkgevers met een loonsom van tot en met 25 keer het gemiddelde premieplichtige loon worden gezien als kleine werkgever.

Overigens geldt er naast voorgenoemde compensatieregeling, ook een compensatieregeling voor de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfsbeëindiging als gevolg van pensionering of overlijden. Deze geldt nu al uitsluitend voor kleine werkgevers. De definitie van kleine werknemer in deze regeling is echter gekoppeld aan het aantal werknemers en niet de totale premieplichtige loonsom. In het wetsvoorstel wordt deze definitie aangepast, zodat deze gelijk zal zijn aan de definitie van kleine werkgever in de andere regeling.

Aandachtpunten voor de praktijk

Indien het wetsvoorstel (in zijn huidige vorm) wordt aangenomen zal dit ons inziens niet alleen gevolgen hebben voor middelgrote en grote werkgevers, maar ook voor hun zieke werknemers.

Doordat de middelgrote en grote werkgevers geen gebruik meer kunnen maken van de compensatieregeling bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, zullen hoogstwaarschijnlijk veel van deze werkgevers niet meer overgaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte maar deze als een slapend dienstverband laten voortbestaan, waardoor deze zieke werknemers geen transitievergoeding zullen ontvangen.

In het verleden is door de Hoge Raad in het kader van deze slapende dienstverbanden geoordeeld (de Xella-beschikking van 8 november 2019) dat een werkgever – op basis van het beginsel van goed werkgeverschap – verplicht is om in te stemmen met een redelijk voorstel van werknemers tot beëindiging van een slapend dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding. Echter, zoals ook door de Hoge Raad in 2022 nog eens is bevestigd, berust deze verplichting van de werkgever op het feit dat een werkgever gecompenseerd wordt en daarom in beginsel geen redelijk belang heeft bij voortduring van de arbeidsovereenkomst.

In de memorie van toelichting wordt ook onderkend dat het beperken van de wettelijke compensatiemogelijkheid mogelijk invloed heeft op de werking of reikwijdte van de in de rechtspraak ontwikkelde norm, maar daarbij wordt aangegeven dat de regering wil benadrukken dat het de voorkeur verdient dat werkgevers, onafhankelijk van hun eventuele recht op compensatie, meewerken aan de beëindiging van arbeidsovereenkomsten met langdurig arbeidsongeschikte werknemers. Het is echter maar de vraag of deze werkgevers gehoor zullen geven aan de oproep van de regering.

Als de middelgrote en grote werkgevers niet langer gecompenseerd worden, zal het ons inziens op basis van voornoemde uitspraken lastig zijn om hen op basis van het goed werkgeverschap nog langer te verplichten om in te stemmen met beëindiging van de arbeidsrelatie na twee jaar ziekte. Dit zou betekenen dat zieke werknemers die in dienst zijn bij een middelgrote of grote werkgever na twee jaar ziekte niet van hun werkgever kunnen eisen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen om zo in aanmerking te komen voor een transitievergoeding, terwijl de werknemers van een kleine werkgever dit nog steeds wel kunnen doen.

Vervolg

De internetconsultatie eindigt op 19 maart 2025, dus tot die tijd kan er nog op worden gereageerd. Het is mogelijk dat het wetsvoorstel naar aanleiding van de reacties nog wordt gewijzigd. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het vierde kwartaal van 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Na behandeling door de Tweede Kamer moet het wetsvoorstel ook nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd, voordat deze in werking treedt.

Uiteraard zullen wij de ontwikkelingen rondom dit wetsvoorstel op de voet blijven volgen. Mocht u naar aanleiding van dit nieuwsbericht vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.