Wet tegemoetkoming schade bij rampen

De Wet tegemoetkoming schade bij rampen bestaat sinds 25 mei 1998 en is in de loop der jaren een aantal keren gewijzigd. Maar weinig Nederlanders zullen met deze wet bekend zijn, want hij werd voor het laatst toegepast bij overstromingen van de Maas in 2011.

Net als in 2011 besloot het kabinet om de watersnood in Limburg formeel aan te merken als ‘ramp’. Gedupeerden maken vanaf dat moment aanspraak op een tegemoetkoming van het Rijk in de schade als gevolg van een ‘overstroming door zoet water, een aardbeving dan wel een andere ramp of ander zwaar ongeval’.

Wettelijke voorwaarden voor een tegemoetkoming

Al met al geeft de wet slechts de hoofdlijnen voor een tegemoetkoming. Kort samengevat, bestaat er aanspraak op een tegemoetkoming als (i) een gedupeerde schade heeft geleden of kosten heeft gemaakt, (ii) die schade is ontstaan in het wettelijk aangewezen schadegebied, (iii) de schade het rechtstreeks en onmiddellijk gevolg is van de ramp in kwestie en (iv) het gaat om een van de in de Wet genoemde schade categorieën.

Onder de wettelijke schadecategorieën vallen onder meer schade aan woningen, schepen, inboedel, bepaalde bedrijfsschade (gedurende een door het Rijk te bepalen schadeperiode) en eventuele evacuatiekosten. Schade of kosten die door eigen schuld zijn veroorzaakt, worden niet vergoed. Ook moeten gedupeerden er voldoende aan hebben gedaan de schade of kosten te beperken.

De (hoogte van de) tegemoetkoming zal nader worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. Daarin kunnen bijvoorbeeld bepaalde percentages eigen risico en/of maximumbedragen voor de vergoeding worden opgenomen. Er is voor het opstellen van deze regeling nog geen tijdslijn bekend.

Zijn overstromingen ‘redelijkerwijs verzekerbaar’?

Naast de hiervoor genoemde voorwaarden geldt nog dat geen wettelijke tegemoetkoming aan de orde is als de schade of kosten redelijkerwijs verzekerbaar waren.

Dit laatste is volgens de wetgeschiedenis het geval als het desbetreffende risico in het algemeen niet van dekking wordt uitgesloten in polissen van schadeverzekeringen. Hierbij wordt waarde gehecht aan het antwoord op de vraag of risico’s verzekerbaar zijn zonder dat daarvoor zeer beperkende voorwaarden gelden of een zeer hoge premie moet worden betaald.

De standaard assurantiebeursvoorwaarden voor de uitgebreide gevarenverzekering (NBUG), maar ook de bedrijfsschade voorwaarden zoals de NBBU, kent een expliciete uitsluiting voor overstromingen. Als gevolg daarvan zal een grote groep gedupeerde particulieren en bedrijven in Limburg onverzekerd zijn voor overstromingsschade.

Voor een grote groep gedupeerden biedt de wet daarmee in beginsel een vangnet, zo lang de gedupeerden zich dus niet ‘redelijkerwijs’ wél tegen de schade hadden kunnen verzekeren. In dit verband signaleren wij dat een aantal verzekeraars sinds kort (2020) een vorm van overstromingsdekking aanbiedt als onderdeel van de inboedel- en opstalverzekering (in sommige gevallen óók voor de zakelijke klanten). Iets minder dan de helft van alle inboedel- en opstalverzekeringen in Nederland is daardoor voorzien van een dekking voor schade door overstromingen bij het falen van een niet-primaire waterkering.

Met uitzondering van de werken langs de Maas kent Limburg uitsluitend niet-primaire waterkeringen. De goedbedoelde bereidheid van een aantal verzekeraars om overstromingsdekking aan te bieden zou daardoor in theorie roet in het eten kunnen gooien voor Limburgse gedupeerden. Zo’n vaart lijkt het echter niet te lopen. Vooralsnog zijn – gelukkig voor de gedupeerden – geen signalen bekend dat het Rijk de geleden schade redelijkerwijs verzekerbaar zou achten.

Hoe nu verder?

Dekking voor waterschade hangt af van een veelheid van omstandigheden. Voor gedupeerden is het in dit stadium in eerste instantie van belang dat zij hun verzekeraar tijdig in kennis hebben gesteld én dat zij de feitelijke gang van zaken zo nauwkeurig mogelijk vastleggen.

Zowel voor een claim onder een verzekering als bij een verzoek om een wettelijke tegemoetkoming zal de feitelijke gang van zaken in belangrijke mate bepalend zijn voor de kans van slagen. Denk dan aan het documenteren van hoe het water is binnengekomen, het moment en wijze waarop (een deel van) de schade is ingetreden en hoe de gedupeerde heeft getracht deze te beperken.

Voor alle getroffenen is te hopen dat de Minister in de tussentijd vaart maakt met het vaststellen van een (ruimhartige) compensatieregeling, zodat gedupeerden die niet bij hun verzekeraar kunnen aankloppen het grootste deel van hun schade alsnog vergoed krijgen.

Dit artikel is geschreven door: Jan de Heer, Viviënne Versluis en Rutger Noordermeer en is eerder gepubliceerd in De Jurist