Achtergrond

In Nederland bestaat sinds 1 juli 2016 de Wet HvK. Op basis van deze wet zijn werkgevers met tenminste 50 werknemers, verplicht een interne regeling te hebben voor het doen van meldingen van vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar ze werkzaam zijn. Melders van dergelijke vermoedens dienen in dat kader bescherming tegen benadeling te ontvangen. Om de bescherming van klokkenluiders te verbeteren en gelet op het feit dat de bescherming van klokkenluiders binnen de EU-lidstaten sterk uiteenloopt, is op 23 oktober 2019 de Europese richtlijn inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden, geïntroduceerd (de Richtlijn).

Voor de implementatie van de Richtlijn in de Nederlandse wet is op 1 juni 2021 bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend (het Wetsvoorstel). Het initiële Wetsvoorstel is na veel kritiek op verschillende momenten gewijzigd middels een ‘Nota van Wijziging’. Op 20 december 2022 heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel, inclusief een aantal amendementen, aangenomen en vandaag heeft de Eerste Kamer de Wbk aangenomen.

Belangrijke wijzigingen

De Wbk leidt tot verschillende belangrijke wijzigingen ten opzichte van de Wet HvK die de positie van de klokkenluider versterken. De grootste wijzigingen van de Wbk hebben wij hieronder op een rij gezet:

Een werkgever bij wie in de regel ten minste vijftig werknemers werkzaam zijn, dient voor deze werknemers een procedure vast te stellen voor het melden van een vermoeden van een misstand binnen zijn organisatie. Het werknemersbegrip in de Wbk omvat niet alleen werknemers in de zin van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek, maar ook zzp’ers, stagiairs en vrijwilligers werkzaam in die organisatie. Dat betekent dat werkgevers waar met inbegrip van zzp’ers, vrijwilligers en stagiairs ten minste vijftig personen werkzaam zijn, verplicht zijn een interne meldingsprocedure vast te stellen. Verder zijn er bepaalde ondernemingen die op basis van de Wbp een interne meldingsregeling moeten instellen, ook indien daar minder dan vijftig werknemers werkzaam zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan bepaalde financiële ondernemingen.

Met de inwerkingtreding van de Wbk wordt aan deze interne procedure verschillende aanvullende eisen gesteld. Zo moet uit de interne meldingsregeling duidelijk blijken dat in ieder geval op drie manieren kan worden gemeld: te weten: schriftelijk, mondeling via de telefoon en een gesprek op locatie. Verder moet duidelijk blijken uit de interne meldingsregeling hoe het vermoeden van een misstand anoniem kan worden gemeld. Ook gelden er bepaalde termijnen voor de interne meldingsprocedure. Zo dient de melder binnen 7 dagen een ontvangstbevestiging te krijgen van de melding en binnen een redelijke termijn (van ten hoogste drie maanden) na de ontvangstbevestiging dient de melder nadere informatie te krijgen over de beoordeling en opvolging. Zodra een melding is ontvangen dient de werkgever deze melding te registreren. Belangrijk is daarbij dat de Wbk voor een mondelinge melding aanvullende eisen stelt (bijvoorbeeld voorafgaande toestemming om de melding te mogen opnemen). De gegevens van de melding in het register moeten worden vernietigd als zij niet langer noodzakelijk zijn.

Onder de Wet HvK kan een vermoeden van een misstand worden gemeld wanneer – kort gezegd – dit vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden en het maatschappelijk belang in het geding is. Aan de definitie ‘misstand’ is onder de Wbk een schending of een dreiging voor schending van Unierecht toegevoegd. Ook is een schending of dreiging voor schending van interne regels die een verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift door de werkgever zijn vastgesteld onder de Wbk een ‘misstand’. Verder is in de Wbk een verduidelijking opgenomen van het begrip ‘maatschappelijk belang’. Er is sprake van een ‘maatschappelijk belang’ als de handeling (of nalatigheid) niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van een patroon of structureel karakter dan wel de handeling (of nalatigheid) ernstig is omvangrijk is. Als een werknemer bijvoorbeeld een conflict heeft met zijn werkgever, dan is dit op zichzelf in beginsel geen ‘misstand’. Een ‘misstand’ moet het individu overstijgen.

Op basis van de Wet HvK diende een werknemer in beginsel eerst een interne melding te doen voordat er extern mocht worden gemeld. Deze eis vervalt nu onder de Wbk, wat betekent dat melders nu direct bij een extern meldingskanaal mogen melden. Deze externe meldkanalen zijn opgesomd in de Wbk (bijvoorbeeld: Autoriteit Consument en Markt, Autoriteit Financiële Markten, Autoriteit Persoonsgegevens, Huis voor Klokkenluiders en de Inspectie gezondheidszorg en jeugd) en deze lijst kan bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden uitgebreid. Het is daarom extra belangrijk voor een werkgever om de interne meldingsregeling goed op orde te hebben, om ervoor te zorgen dat de werknemers in eerste instantie intern melden.

Aan voornoemde externe meldingskanalen worden aanvullende eisen gesteld op basis van de Wbk. Zo moeten zij een meldkanaal inrichten en personeel aanwijzen die de melding ontvangt en in behandeling neemt. Deze externe meldkanalen dienen verder, onder meer, informatie beschikbaar te stellen over de contactgegevens van het meldkanaal, de procedures die van toepassing op een melding (inclusief de toepasselijke termijnen), de wijze van behandeling nemen van een melding, het onderzoek en eventuele maatregels die kunnen worden genomen en de toepasselijke beschermingsmaatregelen die volgen uit de Wbk.

Indien een melder een melding heeft gedaan in overeenstemming met de Wbk, dan geldt dat deze melder niet benadeeld mag worden (het zogeheten benadelingsverbod). In de Wbk is een lijst met niet limitatieve voorbeelden opgenomen van ‘benadeling’. Denk bijvoorbeeld aan ontslag, negatieve beoordeling, pesterijen of discriminatie. De Wbk maakt in het kader van het benadelingsverbod onderscheid tussen (i) benadeling bij tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand en (ii) benadeling tijdens en na openbaarmaking van een vermoeden van een misstand. Alleen indien de melder gemeld heeft of openbaar heeft gemaakt in overeenstemming met de regels genoemd in de Wbk geldt dit benadelingsverbod.  Zo moet een melder redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie op het moment van de melding juist is. Er moet dus wel voldoende informatie zijn om de melding te kunnen doen en de melding kan dus niet te lichtzinnig worden gedaan. Verder geldt bij openbaarmaking dat de melder (a) redelijke gronden moet hebben dat de informatie op het moment van openbaarmaking juist is, (b) dient de melder in beginsel ofwel intern en extern te hebben gemeld of alleen extern en (c) dient het onderzoek te weinig voortgang te hebben (bijvoorbeeld bij overschrijding van de termijnen in het kader van de behandeling). Onder uitzonderlijke omstandigheden kan de melder direct de misstand openbaar maken, te weten (i) wanneer de misstand een (dreigend of reel) gevaar is voor het algemeen belang, (ii) er een risico is dat de melder benadeeld wordt door een extern meldkanaal of (iii) het niet waarschijnlijk is dat de misstand doeltreffend wordt verholpen. Nieuw is verder dat een melder ingeval van een melding of openbaarmaking van een vermoeden van een misstand niet aansprakelijk is voor een inbreuk op enige beperking van de openbaarmaking van informatie (bijvoorbeeld een geheimhoudingsbeding), mits de melder (i) redelijke gronden heeft dat de melding of openbaarmaking van de informatie noodzakelijk is voor de onthulling van de misstand en (i) de melding of openbaarmaking in overeenstemming is gedaan met de Wbk. Daarnaast is toegevoegd dat bij benadeling van een melder tijdens en na de behandeling van een melding (intern of extern), dan wel na openbaarmaking van een vermoed van een misstand, wordt vermoed dat de benadeling het gevolg is van de melding dan wel de openbaarmaking. De bewijslast wordt hiermee dus omgekeerd.

In de Wbk is verduidelijkt dat de interne meldingsprocedure kan worden opengesteld voor personen die geen werknemer zijn, maar in een andere hoedanigheid werk verrichten of hebben verricht. Op die manier kan de kring van melders vergroot worden en kan ervoor worden gezorgd dat ook deze derden in eerste instantie intern een melding doen. Indien de werkgever de interne meldingsprocedure openstelt voor derden, dan dient de werkgever schriftelijk of elektronisch informatie beschikbaar te stellen over de interne meldingsprocedure aan deze derden. Verder dienen de derden, evenals de reguliere werknemers, te worden geïnformeerd over de wijze waarop een vermoeden van een misstand buiten de organisatie kan worden gemeld en welke rechtsbescherming zij hebben bij het melden van een vermoeden van een misstand.

Indien een werkgever geen interne meldingsregeling instelt, terwijl zij daartoe wel verplicht is, dan kan iedere belanghebbende werknemer de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de werkgever alsnog een interne meldingsregeling vaststelt. Verder volgt uit de Wbk dat de afdeling onderzoek van het Huis van Klokkenluiders bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving of een bestuurlijke boete, wanneer er bijvoorbeeld geen interne meldingsregeling wordt ingesteld, niet aan bepaalde informatieverplichtingen is voldaan of wanneer een melder wordt benadeeld.

Rol van de medezeggenschap

Op basis van artikel 27 lid 1 sub m van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) heeft de ondernemingsraad instemmingsrecht voor wat betreft het wijzigen, vaststellen of intrekken van een klokkenluidersregeling. Nieuw is dat ook de WOR wordt aangepast, zodat voor de personeelsvertegenwoordiging een instemmingsrecht geldt voor het vaststellen van een interne meldingsprocedure. Wanneer een werkgever geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging heeft ingesteld en daartoe ook niet verplicht is, dan kan hij volstaan met de toestemming van meer dan de helft van het personeel. Let wel, er is expliciet vermeldt dat dit niet geldt wanneer een werkgever verplicht is tot het instellen van een ondernemingsraad (bij 50 of meer werknemers) of personeelsvertegenwoordiging (bij 10 tot 50 werknemers indien zulks verzocht), maar er geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld. In dat geval kan niet worden volstaan met de vervangende instemming van de meerderheid van de werknemers. Er zijn best veel ondernemingen die op basis van de regels verplicht zijn om een ondernemingsraad in te stellen, maar dit niet hebben gedaan, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende animo bij de werknemers bestaat om plaats te nemen in de ondernemingsraad. Het is vooralsnog onduidelijk hoe deze ondernemingen het beste om kunnen gaan met deze verplichting.

Inwerkingtreding

Publieke werkgevers (waaronder de rijksoverheid, gemeenten, provincies, waterschappen en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen) moeten al sinds 17 december 2021 aan de nieuwe eisen van de Richtlijn voldoen. Voor private werkgevers met 250 of meer werknemers geldt dat zij direct aan de Wbk dienen te voldoen met ingang van de inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit nader te bepalen tijdstip en op dat moment dus de interne regeling aangepast dienen te hebben. Wij gaan ervan uit dat de Wbk op korte termijn in werking zal treden. Kleine werkgevers (met 50-249 werknemers) hebben langer de tijd. In de Wbk is opgenomen dat deze werkgevers uiterlijk op 17 december 2023 dienen te voldoen aan de nieuwe wetgeving. Gelet op het voorgaande is het dus belangrijk om op tijd de relevante medezeggenschapsorganen te betrekken.

Het is mogelijk dat de Wbk in de toekomst verder zal worden gewijzigd. Verder biedt de Wbk de optie om bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aanvullende regels te stellen ten aanzien van bepaalde punten, dus ook op dat gebied verwachten wij aanvullingen.

Indien u vragen heeft over de nieuwe wet en/of de praktische uitvoering daarvan, helpen wij uiteraard graag. Datzelfde geldt voor assistentie bij het aanpassen van uw interne meldingsregeling.

Neem voor vragen graag tijdig contact op met uw contactpersoon bij Loyens & Loeff.