In de voorliggende zaak hebben de echtgenoten reeds 33 jaar een affectieve relatie. In 2015 huwen zij in gemeenschap van goederen. De man is vermogend. In 2017 gaan de man en de vrouw tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden aan, waarbij zij overeenkomen dat de man gerechtigd zal zijn tot 10% van de gemeenschap en dat de vrouw gerechtigd zal zijn tot 90% van de gemeenschap.

De man is op dat moment al ernstig ziek en overlijdt binnen twee maanden na het aangaan van voormelde huwelijkse voorwaarden. De man en de vrouw hebben geen kinderen en de vrouw is zijn enige erfgenaam. Op basis van de huwelijkse voorwaarden gaat 90% van het vermogen via het huwelijksvermogensrecht (onbelast) over naar de vrouw en gaat (slechts) 10% van het huwelijksvermogen via het erfrecht (belast met erfbelasting) naar haar over.

De inspecteur stelt dat door het aangaan van de huwelijkse voorwaarden sprake is van een schenking van de man aan zijn vrouw. Aangezien de man binnen 180 dagen na het aangaan van de huwelijkse voorwaarden is overleden, wordt dit voor de belastingheffing behandeld als een verkrijging krachtens erfrecht. Er wordt aan de vrouw een aanslag erfbelasting opgelegd voor een verkrijging van 50% van het huwelijksvermogen.

De Hoge Raad moest de volgende drie vragen beantwoorden:

  • Is het aangaan van de huwelijkse voorwaarden aan te merken als een schenking van de man aan de vrouw ter grootte van 40% van de omvang van de gemeenschap?
  • Is op basis van een andere specifieke bepaling sprake van een fictieve erfrechtelijke verkrijging voor de vrouw omdat bij het einde van het huwelijk aan de vrouw meer toekomt dan de helft van het huwelijksvermogen?
  • Hebben de echtgenoten door het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden in strijd gehandeld met doel en strekking van de wet en hadden zij hierbij een overwegend fiscaal motief (het leerstuk van fraus legis, ofwel ‘wetsontduiking’)?

De Hoge Raad oordeelt als volgt:

  • Het aangaan van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk vormt geen schenking, ook niet als de echtgenoten daardoor voor ongelijke delen worden gerechtigd tot de huwelijksgemeenschap. Er heeft zich op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden nog geen vermogensverschuiving uit het vermogen van de ene echtgenoot in het vermogen van de andere echtgenoot voorgedaan.
  • Daarnaast is ook overigens geen sprake van een fictieve erfrechtelijke verkrijging door de vrouw in dit geval.
  • Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het aangaan van huwelijkse voorwaarden worden gezien als wetsontduiking (fraus legis). Dit is alleen het geval als (i) het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en (ii) indien - in dit geval - op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de echtgenoot, die door de huwelijkse voorwaarden voor het kleinste deel gerechtigd is tot het gemeenschappelijke vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot, waardoor zich een vermogensverschuiving zal voordoen. De wijziging in de gerechtigdheid tot het gezamenlijke vermogen kan dan geen andere praktische betekenis hebben dan het vermijden van erfbelasting. De Hoge Raad oordeelt dat in de voorliggende zaak niet voldoende onderbouwd is dat het zo goed als zeker was dat de man eerder zou overlijden dan de vrouw. Daarmee is van fraus legis geen sprake geweest.

Belang voor de praktijk

De Hoge Raad heeft in deze zaak bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden met ongelijke delen geen schenking aangenomen. Daarmee stelt de Hoge Raad kaders waarbinnen echtgenoten tijdens het huwelijk bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden invulling kunnen geven aan hun wens om financieel voor elkaar te zorgen, zonder dat sprake is van een schenking of (fictieve) erfrechtelijke verkrijging. Per situatie zal echter moeten worden beoordeeld of men binnen deze kaders blijft. Dat zal steeds afhangen van alle feiten en omstandigheden van het geval.

De uitspraak van de Hoge Raad zou ook uitstralingseffecten kunnen hebben naar andere situaties waarin het huwelijksgoederenregime wordt gewijzigd kort voor ontbinding van het huwelijk. Te denken valt aan de situatie dat echtgenoten huwelijkse voorwaarden aangaan of een (beperkte) gemeenschap van goederen aangaan kort voor echtscheiding. Mogelijk geldt ook in die gevallen dat daarmee in principe geen sprake is van een belaste schenking, maar moet steeds moeten worden nagegaan of een echtscheiding ‘zo goed als zeker is’. Als een echtscheiding ‘zo goed als zeker’ is, zou bij een wijziging van het huwelijksgoederenregime dan mogelijk wél sprake kunnen zijn van een (belaste) verkrijging.  

Contact

Heeft u na het lezen van dit nieuwsbericht behoefte aan een nadere toelichting op een of meer onderwerpen? Of heeft u interesse in een vrijblijvend kennismakingsgesprek? Neem dan contact op met uw Loyens & Loeff-adviseur of met een van onze adviseurs van het team Family Owned Business & Private Wealth. Wij helpen u graag verder.