Beleidsbesluit

In juni 2019 oordeelde de Europese rechter al dat een commissaris voor de btw niet zelfstandig is en daardoor geen btw-ondernemer is. Een jaar later besliste de Hoge Raad dat ook het lidmaatschap van een bezwaarcommissie geen ondernemerschap opleverde. De staatssecretaris heeft in een op 6 mei 2021 gepubliceerd beleidsbesluit de uitgangspunten van deze rechtspraak bevestigd. Vervolgens is het besluit op 2 augustus 2021 gewijzigd, waardoor de staatsecretaris meer duidelijkheid schept voor de praktijk.

In het besluit wordt bevestigd dat geen ondernemer zijn: commissarissen en niet-uitvoerende bestuurders van een NV of BV, bestuurders en toezichthouders van pensioenfondsen, en leden van bezwaarcommissies in de zin van 7:13 AWB. Zij voeren hun taken namelijk uit op naam en onder verantwoordelijkheid van het orgaan waarvan zij onderdeel uitmaken. Hierdoor handelen zij niet op eigen naam en dragen zij niet zelfstandig de economische risico’s en aansprakelijkheden voor hun taken.

Leden van toezichthoudende organen zonder wettelijke grondslag en adviescolleges met een wettelijke taak zullen onder een vergelijkbaar regime handelen. Als dit blijkt uit statuten en reglementen, zijn ook zij geen ondernemer. Bij andere soorten commissies moet op basis van de specifieke feiten worden beoordeeld of zelfstandigheid ontbreekt.

De werkzaamheden van een commissaris, toezichthouder of commissielid moet op zichzelf worden beoordeeld, eventuele nevenactiviteiten als btw-ondernemer hebben dus geen invloed. Bovendien leidt het verrichten van meerdere commissariaten of (toezicht)functies ook niet samen tot ondernemerschap.

Wat moet u doen?

Het besluit werkt terug tot en met de uitspraak van de Europese rechter op 13 juni 2019. Daarom is er vanaf dat moment geen btw meer verschuldigd over de bedoelde werkzaamheden. Bedrijven die de door de toezichthouder gefactureerde btw hebben teruggevraagd, behouden hun btw-teruggaaf. Als in die periode nog met btw is gefactureerd, kan de toezichthouder er ook toe besluiten om de facturen achteraf te corrigeren. Voor bedrijven of instellingen die de door de toezichthouder gefactureerde btw niet (volledig) hebben kunnen verrekenen (b.v. banken, verzekeraars en pensioenfondsen), kan dit interessant zijn.

Daarbij kwam de vraag op of creditering van de gefactureerde btw nadelig zou zijn voor de aftrekpositie van de commissaris of toezichthouder. Het besluit geeft nu een goedkeuring voor de periode vanaf 13 juni 2019 tot 7 mei 2021. Commissarissen, toezichthouders en de andere commissieleden die met btw zijn blijven factureren, worden voor die periode nog als btw-ondernemer gezien. Hierdoor kan hun btw-aftrek in stand blijven voor de bedoelde periode. Zij hoeven de btw op kosten die zij in hun btw-aangifte hebben teruggevraagd dus niet terug te betalen aan de belastingdienst. Dit geldt ook voor zakelijk geëtiketteerde investeringsgoederen, zoals bijvoorbeeld auto’s. Ook als zij achteraf besluiten om de gefactureerde btw te crediteren, hoeft de btw-aftrek niet te worden gecorrigeerd.

Commissarissen, vergelijkbare toezichthouders en commissieleden – die geen andere ondernemersactiviteiten hebben – dienen hun btw-registratie te beëindigen. Ondernemers met aftrekrecht moeten ervoor zorgen dat hun commissarissen geen btw meer factureren. Ten onrechte gefactureerde btw kan namelijk niet worden teruggevraagd.

Heeft u vragen?

Voor vragen en advies kunt u contact opnemen met uw vaste adviseur bij Loyens & Loeff of met een van onze adviseurs van het Loyens & Loeff Indirect Tax Team.