In deze zaak staat een geschil centraal tussen een werknemer enerzijds en Allianz, het pensioenfonds van Allianz en a.s.r. anderzijds. De werknemer is sinds 1987 in dienst bij Allianz. Op de arbeidsovereenkomst is de cao verzekeringsbedrijf Binnendienst van toepassing verklaard. De pensioenaanspraken van de werknemer zijn vastgelegd in de cao. De werknemer bouwde aanvankelijk pensioen op in een pensioenregeling met onvoorwaardelijke indexatie bij a.s.r (destijds AMEV). Per 2001 heeft Allianz de pensioenovereenkomst ondergebracht bij pensioenfonds Allianz. De werknemer heeft niet ingestemd met een collectieve waardeoverdracht van de tot 1 januari 2001 opgebouwde pensioenaanspraken aan het pensioenfonds. Met ingang van 2011 is de cao gewijzigd, in die zin dat de onvoorwaardelijke indexatie is gewijzigd is een voorwaardelijke indexatie. Het pensioenfonds heeft tot 2013 de opgebouwde aanspraken altijd onvoorwaardelijk geïndexeerd.

De werknemer vordert voor recht te verklaren dat de door hem opgebouwde pensioenaanspraken bij a.s.r vanaf 1 januari 2001 geïndexeerd moeten worden en primair Allianz, het pensioenfonds en a.s.r te veroordelen tot nakoming van de pensioenovereenkomst, in die zin dat de door de werknemer tot 1 januari 2001 opgebouwde pensioenaanspraken bij a.s.r. vanaf 1 januari 2001 onvoorwaardelijk zullen worden geïndexeerd en subsidiair een gekapitaliseerde schadevergoeding te voldoen.

De kern van het arrest spitst zich toe op de vraag – zoals door de werknemer aangevoerd – of de wijziging van de onvoorwaardelijke indexatie in een voorwaardelijke indexatie in strijd is met art. 20 Pw. Deze bepaling luidt als volgt: “In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de door de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in artikelen 76, 78, 83 en 134.”. Of anders gezegd: opgebouwde pensioenaanspraken mogen niet worden aangetast bij een wijziging van de pensioenovereenkomst.

Het hof wijst de primaire vordering van de werknemer toe en oordeelt dat Allianz en a.s.r de door de werknemer opgebouwde pensioenaanspraken (tot 2001) onvoorwaardelijk moeten indexeren. Samengevat overweegt het hof dat uit de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van de Pensioenwet duidelijk blijkt dat onvoorwaardelijke toeslagverlening (indexatie) wordt aangemerkt als een ‘pensioenaanspraak’ in de zin van art. 1 Pw. Dit betekent dat art. 20 Pw tot gevolg heeft dat een onvoorwaardelijk recht op indexatie niet zonder instemming van de werknemer kan worden gewijzigd in een voorwaardelijk recht op indexatie. Dit zou alleen anders zijn als de pensioenaanspraak (met onvoorwaardelijk indexatierecht) via een collectieve waardeoverdracht zou zijn overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder die een voorwaardelijke indexatie hanteert. Hiervan is in deze kwestie echter geen sprake van. Dat de cao voorziet in de wijziging maakt dit niet anders; ook dat betekent niet dat gehandeld mag worden in strijd met het (aantastings)verbod van art. 20 Pw

Het pensioenfonds heeft nog tevergeefs aangevoerd dat vasthouden aan onvoorwaardelijke indexatie naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit zou immers leiden tot ernstige financiële gevolgen, een enorme daling van de dekkingsgraad en korting van het pensioen van alle betrokkenen. Het hof gaat hier niet in mee, mede omdat een nadere substantiering ontbreekt.

De conclusie van het hof is duidelijk: onvoorwaardelijke indexatie maakt onderdeel uit van de pensioenaanspraak en wijziging daarvan in een voorwaardelijke indexatie is in strijd met art. 20 Pw. Dit is enkel anders indien de werknemer met de wijziging (van de pensioenovereenkomst) zou hebben ingestemd, bijvoorbeeld bij een collectieve waardeoverdracht.

NB: Het arrest is ook van belang voor de herziening van het pensioenstelsel. In het pensioenakkoord tussen het kabinet en sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties) is afgesproken om bestaande pensioenaanspraken en nieuwe pensioenopbouw bij elkaar te houden (oftewel: het invaren van pensioenaanspraken). In het voorgestelde nieuwe pensioencontract zal echter de nominale (pensioen)garantie komen te vervallen. Het idee is immers een individueel pensioencontract op basis van beschikbare premie. Dit zou betekenen dat de reeds opgebouwde pensioenaanspraken worden gewijzigd. Het huidige artikel 20 Pensioenwet verzet zich hiertegen, tenzij een deelnemer instemt met de wijziging middels een collectieve waardeoverdracht. Zie voor een uitgebreidere toelichting: M.F. van Gelder e.a. “Individueel bezwaarrecht bij collectieve waardeoverdracht” in P&P 2019,2. Het kabinet heeft inmiddels laten weten de wet te zullen aanpassen om ‘invaren’ mogelijk te maken, indien nodig.