Wijziging Handboek Loonheffingen juli 2021

In het Handboek Loonheffingen was tot 1 juli 2021 vermeld dat de kosten van het aanvragen of omzetten van een TWV onder de werkkostenregeling (WKR) gericht waren vrijgesteld. Dit impliceert dat de kosten loon vormden. In het Handboek Loonheffingen van juli 2021 (par. 19.4.3) is de toepassing van de gerichte vrijstelling voor deze kosten door de Belastingdienst geschrapt. Daarentegen wordt in diezelfde paragraaf nu vermeld dat de kosten voor het aanvragen van de 30%-regeling als extraterritoriale moeten worden beschouwd, dus als loon.

Het beschikken over een TWV is een verplichting van de werkgever. De kosten die een werkgever maakt om aan zijn eigen verplichtingen te voldoen, zijn geen loon van de werknemer. Ik kan dan ook slechts concluderen dat de TWV uit de opsomming van gerichte vrijstellingen is geschrapt, omdat het überhaupt geen loon is. Maar hoe zit dat dan bij de kosten van de aanvraag van een 30%-regeling?

Een werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werkgever extraterritoriale kosten (ET-kosten) van de werknemer zal vergoeden. De vergoeding maakt deel uit van het fiscale loon en is derhalve in principe belast. De werkgever kan de vergoeding onder de WKR aanwijzen voor de eindheffing, zodat de werknemer de vergoeding netto ontvangt en de werkgever de verantwoordelijkheid heeft voor eventuele belasting over de vergoeding.

Vervolgens dient de werkgever te bepalen of voor het betreffende deel van het (eindheffings-)loon een vrijstelling van toepassing is. Daarvoor dient de werkgever de omvang van de ET-kosten voldoende te onderbouwen. Bij vergoeding van werkelijke ET-kosten kan de werkgever de vergoeding onderbouwen aan de hand van bonnetjes. De werkgever kan de vergoeding echter ook forfaitair bepalen indien daarvoor een beschikking wordt afgegeven onder de 30%-regeling.

Opgemerkt dient te worden dat de afgifte van een beschikking ook persoonlijke consequenties voor de werknemer kan hebben. Zo kan de werknemer kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht en gemakkelijk een buitenlands rijbewijs omwisselen. Dit zijn naar mijn mening 'bij-gevolgen' die niet voor elke werknemer relevant zijn. Feit blijft dat de beschikking een constitutief vereiste is voor de toepassing van de vrijstelling door de werkgever op forfaitaire basis.

Kosten voor toepassen gerichte vrijstelling: loon?

Naar mijn mening zijn kosten die een werkgever maakt voor het toepassen van een gerichte vrijstelling – net als de kosten voor een TWV – eigen kosten van de werkgever. Dergelijke kosten zouden derhalve niet als loon moeten worden aangemerkt. Ik vind het dan ook opmerkelijk dat de Belastingdienst met een pennenstreek de gerichte vrijstelling voor de kosten van een TWV schrapt, maar met dezelfde pennenstreek de kosten voor het aanvragen van een beschikking voor de 30%-regeling onder enig voorbehoud of toelichting aanmerkt als loon. Het laat zich raden dat de Belastingdienst privébelangen bij de 30%-beschikking zoals de partiele buitenlandse belastingplicht voor ogen heeft gehad. Dit overtuigt mij echter niet dat de kosten zonder enig voorbehoud als loon hebben te gelden.

Het aanmerken van de kosten voor de 30%-regeling als loon roept bovendien de vraag op of hetzelfde geldt voor kosten die een werkgever maakt voor de toepassing van andere gerichte vrijstellingen onder de WKR. Ik denk bijvoorbeeld aan de kosten van een kostenonderzoek en het maken van afspraken met de Belastingdienst over vaste kostenvergoedingen. Dit kan naar mijn mening natuurlijk niet het geval zijn. De afwezigheid van enig voorbehoud of toelichting in het Handboek ten aanzien van de 30%-regeling maakt de vraag wat loon is echter niet makkelijker.

Dit artikel is geschreven door Jan Bart Schober en is eerder gepubliceerd in het Fiscaal Praktijkblad (FP 2021-0088) van Fiscaal up to Date.