Achtergrond brief

Per brief van 11 december 2025 informeerde de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Tweede Kamer over zijn heroverweging van het winstuitkeringsverbod in de zorg, inclusief opties voor het weren van private equity in de zorg.

De kritiek op de Wibz en de recente uitspraak van de ABRvS zijn voor de minister van VWS reden de reikwijdte van het winstuitkeringsverbod te heroverwegen en onderzoek te doen naar mogelijke aanscherpingen in de Wibz.

Diverse partijen hebben zich het afgelopen jaar kritisch uitgelaten over de Wibz (deze Beslisnota verwijst naar kritiek van de Tweede Kamer, toezichthouders en het zorgveld in algemene zin). De kritiek op de Wibz spitst zich het meest toe op de bepalingen over winstuitkering en “het bestrijden van bepaalde investeerders, met name private equity partijen”. Ook zijn er zorgen over de uitvoerbaarheid, mate van ingrijpen op de vrijheid van aanbieders en de administratieve lasten.

Ook heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State recent een uitspraak gedaan over het huidige winstuitkeringsverbod (zie onze eerdere blog). De recente uitspraak van de ABRvS zorgt voor onduidelijkheid over de toepasbaarheid en handhaafbaarheid van het huidige winstuitkeringsverbod in de zorg omdat het verbod door de minister van VWS niet coherent en consistent is toegepast. Met de Wibz kan het winstuitkeringsverbod coherenter en consistenter worden vormgegeven.

Ook is eerder dit jaar, mede naar aanleiding van alle moties over private equity in de zorg, door de minister van VWS een kamerbrief toegezegd over welke stappen genomen kunnen worden om private equity te weren uit de zorg.

Per brief van 11 december 2025 informeerde de minister van VWS de Tweede Kamer over zijn heroverweging van het winstuitkeringsverbod, inclusief aanscherpingen die (vermeende) “negatieve consequenties van private equity in de zorg beperken”.

Heroverweging winstuitkeringsverbod

De kritiek op de Wibz spitst zich het meest toe op de bepalingen over winstuitkering en het bestrijden van bepaalde investeerders, met name private equity partijen – aldus de minister van VWS. Ook zijn er zorgen over de uitvoerbaarheid, mate van ingrijpen op de vrijheid van aanbieders en de administratieve lasten.

De minister ziet op dit moment drie opties voor aanscherping van het winstuitkeringsverbod:

Per zorg- of leveringsvorm bekijken of winstuitkering mogelijk zou moeten zijn. Dit vergt dan wel een consistente redenering en deugdelijke onderbouwing ten aanzien van de vraag voor welke zorgvormen het winstuitkeringsverbod geldt.

Opheffen huidige winstuitkeringsverbod in combinatie met maatregelen die excessen tegengaan.

Een algeheel winstuitkeringsverbod voor zorgaanbieders. Maar deze optie gaat het kader van de Wibz te buiten.

De minister merkt op dat de effecten en (juridische) haalbaarheid van deze opties nog verder uitgewerkt moet worden.

Weren private equity in de zorg juridisch onhoudbaar

Middels moties heeft de Tweede Kamer de regering verzocht private equity uit de zorg te weren en met een plan van aanpak daarvoor te komen. De brief van minister bevat in dat kader twee opties: (i) risicovolle gedragingen verder weren, ongeacht wie dit doet, en (ii) een verbod voor aanbieders om een overeenkomst te sluiten met een private equity partij (onder toezicht van de NZa).

Alhoewel beide opties worden meegenomen in de ‘herbezinning’ van de minister van VWS de komende periode, merkt de minister op dat optie 1 juridisch beter houdbaar en daarmee op de lange termijn ook effectiever wordt geacht dan optie 2. Een goede motivering waarom dit type investeerder geweerd moet worden ontbreekt.

Een mogelijkheid voor het weren van private equity is volgens de minister het verdergaand weren van ongewenste risicovolle gedragingen, zoals te hoge winsten en een gebrek aan continuïteit. Door de regelgeving op gedragingen te richten die de minister van VWS risicovol acht, in plaats van op de “(naam van) de partij die de gedraging vertoont” (wij vermoeden wij dat de minister hier de hoedanigheid van de betreffende zorgaanbieder (of diens investeerder) mee bedoelt), is de regelgeving gerichter in het oplossen van het probleem. Wat de minister risicovolle gedragingen vindt is vooralsnog onduidelijk.

De Wibz bevat al regels voor winstuitkeringen, en de minister van VWS ziet vanuit de aangenomen moties aanleiding dit verder aan te scherpen. Daarbij moet gedacht worden aan het aanscherpen van het winstuitkeringsverbod, een maximaal percentage voor het uitkeren van winst, extra terugvorderingsmogelijkheden voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), een minimale termijn van duurzame continuïteit voor winstuitkering en aanpassing van de Wtza-vergunning.

Deze maatregel, in de vorm van een verbod voor aanbieders om een overeenkomst te sluiten met een private equity partij, acht de minister niet goed te onderbouwen en juridisch onhoudbaar; de maatregel maakt inbreuk op de contractsvrijheid van partijen en de vrij verkeer bepalingen van het EU-recht. Ook kent deze optie grote risico’s voor de continuïteit en toegankelijkheid van zorg en jeugdhulp.

Timing Wibz

Komende periode gebruikt de minister van VWS om onderzoek te doen naar mogelijke aanscherpingen in de Wibz. De minister streeft ernaar de opties voor verdere aanscherping van de Wibz zo ver mogelijk uit te werken, inclusief voor- en nadelen en verwachte risico’s.

De verwachting is dat de minister van VWS de Tweede Kamer de eerste helft van 2026 over het onderzoek naar aanscherpingen informeert, maar definitieve besluitvorming wordt aan een volgend kabinet overgelaten.

Voor de volledigheid merken wij op dat door de politieke ontwikkelingen (demissionaire status kabinet, wisselingen bewindspersonen) het feit dat er 380 vragen zijn gesteld naar aanleiding van de wettekst en de in de kamerbrief aangekondigde herbezinning, de nota naar aanleiding van het verslag over de Wibz op zich laat wachten. De nota naar aanleiding van het verslag beantwoordt de vragen en opmerkingen van Kamerleden, verduidelijkt de inhoud, bedoeling en gevolgen van het wetsvoorstel, en daarin kunnen wijzigingen of aanvullingen worden toegelicht.

Visie Loyens & Loeff

Eerder concludeerden wij al dat het voor de hand ligt (1) het arbitraire onderscheid tussen intramurale en extramurale zorg in relatie tot winstuitkering op te heffen, en daarmee (2) afscheid te nemen van een wettelijk verbod op winstoogmerk voor aanbieders van intramurale zorg (mede ter voorkoming van onnodig gekunstelde hoofd-onderaanneming­constructies), en (3) uitsluitend winstuitkering te reguleren voor deelsectoren waarin excessen plaatsvinden, mits de voor deelsectoren te introduceren voorwaarden noodzakelijk en aantoonbaar proportioneel zijn. Wij achten de kans groot dat optie 2 bij een rechterlijke toets door de EU-bril standhoudt, waar een sectoraal onderscheid (optie 1) of totaalverbod (optie 3) eerder bezwaren oproepen. Optie 2 minimaliseert het risico dat Nederland opnieuw op de vingers getikt wordt in Brussel.

Optie 1: sectoraal onderscheid

Wat betreft de door de minister van VWS geïntroduceerde opties voor het aanscherpen van het winstuitkeringsverbod sluit optie 1 het meest aan bij de status quo, maar een recente onderbouwing voor het historische (maar huidige) onderscheid tussen samengevat intramurale en extramurale zorgaanbieders ontbreekt. Een terecht risico dat de minister signaleert is dat onderscheid tussen verschillende subsectoren het stelsel minder coherent en consistent maakt. Dat blijkt ook uit de recente uitspraak van de ABRvS, en klemt temeer als geen goede onderbouwing beschikbaar is voor een dergelijk onderscheid. In de procedure is het de minister niet gelukt de ABRvS te overtuigen van haar onderbouwing. De ABRvS bevestigde dat dwingende redenen van algemeen belang (kwaliteit, toegankelijkheid) een winstverbod kunnen rechtvaardigen, mits de maatregel coherent en evenredig is. Optie 1 bevat een sectoraal onderscheid, dat mogelijk niet als coherent kwalificeert, wel is het minder ingrijpend dan een totaalverbod (optie 3) – maar ook optie 2 beperkt (op een coherente manier) excessen zonder al het kapitaal te weren (evenredigheid). Dat pleit voor optie 2, opheffing van het winstuitkeringsverbod maar introductie van nadere voorwaarden aan winstuitkering.

Optie 2: gereguleerde winstuitkering

Optie 2 sluit het meeste aan bij de huidige versie van de Wibz, waarin al voorwaarden aan winstuitkering worden geïntroduceerd voor zorgaanbieders. Het introduceren van (nog) striktere maatregelen om excessen tegen te gaan, zoals “een maximum op winstuitkeringen, een minimale termijn voor het uitkeren van winst en aanscherpingen van de voorwaarden voor winstuitkeringen (bijv. een verbod op risicovolle financieringsconstructies)” moet zoals de minister terecht opmerkt gebaseerd zijn op een deugdelijke onderbouwing. Mits daaraan wordt voldaan, creëert optie 2 een gelijk speelveld voor zorgaanbieders en investeerders, houdt rekening met de zorgen uit het veld én de dringende investeringsnoodzaak.

In 2014 nam de Tweede Kamer de Wet vergroten investeringsmogelijkheden medisch-specialistische zorg (VIMSZ) aan. Die wet (die uiteindelijk niet in werking is getreden) voorzag in gecontroleerde winstuitkering voor ziekenhuizen en ZBC’s, met randvoorwaarden (o.a. een wachttermijn van 3 jaar en kwaliteitstoets). Optie 2 grijpt terug op dat idee van gereguleerde winstuitkering. Het laat zien dat de wetgever al eens heeft geoordeeld dat beperkte winstuitkering juridisch verdedigbaar is én voordelen biedt voor kwaliteit en financiering.

Het recente Rapport Wennink van 12 december 2025 benadrukt dat Nederland fors moet investeren om publieke voorzieningen op peil te houden. Optie 2 sluit hierbij aan: het trekt privaat kapitaal aan voor innovatie en schaalvergroting, zonder dat ‘publiek zorggeld weglekt’ naar excessieve winsten. Optie 2 zou ook tegemoet kunnen komen aan de zorgen van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) over een ongelijk speelveld tussen ziekenhuizen en zbc’s.

Optie 3: totaalverbod

Een algeheel winstuitkeringsverbod, optie 3, klinkt glashelder maar zou niet alleen een stelselwijziging behelzen maar stuit ook op fundamentele juridische bezwaren en risico’s (schadeclaims). Omdat de minister zoekt naar een uitwerking die in overeenstemming is met de Europeesrechtelijke kaders en die op steun van de Tweede Kamer kan rekenen, achten wij optie 3 vanuit strikt juridisch perspectief niet opportuun. Wij zien ook als risico van deze optie dat het speelveld verschraalt omdat alleen nog non-profit modellen mogelijk zijn. Deze optie heeft invloed op toegang tot de kapitaalmarkt voor zorgaanbieders, en remt investeringen in innovatie en capaciteit volledig af. Deze optie staat haaks op de urgentie uit het Rapport Wennink, en kan paradoxaal de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg schaden. Ook is het de vraag in hoeverre deze optie politiek realistisch is; VWS stond voor verzending van deze brief altijd open voor gereguleerde winstuitkering in de zorg. Daarmee zocht VWS naar een compromis tussen twee uitersten in het debat.

De minister lijkt te kiezen voor een aanpak die gedrag reguleert in plaats van investeerders te verbieden.

De minister besteedt in zijn brief aandacht aan verdere aanscherpingen “die de negatieve consequenties van private equity in de zorg beperken”. Gelet op de uitkomsten van het EY-onderzoek uit april 2024 is gepaste terughoudendheid in het aanscherpen van specifieke regels voor private equity in de zorg in onze optiek op zijn plaats, nu er geen sprake is van aantoonbaar negatieve gevolgen (zie ook onze eerdere blog). De minister van VWS lijkt mede onder verwijzing naar het EY-rapport niet voornemens optie 2 (weren private equity) serieus te verkennen gelet op de juridische onhoudbaarheid van die optie.

De keuze voor het weren van risicovol gedrag in plaats van het weren van private equity in algemene zin biedt ook maatschappelijk een middenweg. De NVZ- brandbrief riep op tot een gelijk speelveld en het tegengaan van winstlekkage. Met generieke winstregels uit de Wibz (zie hiervoor, Optie 2) wordt daaraan voldaan, omdat alle zorgaanbieders aan dezelfde normen zullen moeten voldoen. Tegelijk geeft deze aanpak gehoor aan ZN’s oproep vooral ongewenste verdienmodellen (zoals bewust ongecontracteerd werken voor hoge marges) aan te pakken, in plaats van op voorhand investeerders te weren. Ook de branchevereniging van zelfstandige klinieken (ZKN) waarschuwt niet het kind met het badwater weg te gooien: private investeerders dragen immers bij aan innovatie en capaciteit. Door kwade praktijken te sanctioneren maar goed kapitaal niet te weren, wordt rekening gehouden met deze verschillende perspectieven.

De minister zal vermoedelijk de komende maanden laten onderzoeken in hoeverre de met de Wibz voorgestelde maatregelen nog verder kunnen worden aangescherpt om zo risicovolle gedragingen, in algemene zin, beter te weren. Daarbij zijn de mogelijke gevolgen voor de toegankelijkheid, betaalbaarheid en continuïteit van zorg aandachtspunten, evenals de juridische houdbaarheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Tot slot

Voor de volledigheid merken wij op dat de brief van 11 december 2025 geen reactie van de minister van VWS bevat op de recente brandbrief van de NVZ en de daaropvolgende reacties van ZKN en ZN.

Wij volgen de ontwikkelingen op de voet, houden u graag op de hoogte en als u vragen heeft neem dan gerust contact op met uw vaste aanspreekpunt binnen ons Life Sciences & Healthcare Team, en/of ondergetekenden.