De Implementatiewet regelt dat vormen van krediet zoals onder andere Buy Now, Pay Later (BNPL), creditcards en geoorloofde debstanden bij de bank onder het toepassingsbereik van de regels voor kredietverstrekkers gaan vallen. Dit betekent dat voor deze kredietvormen ook de wettelijke waarborgen gelden die voor andere type consumentenkrediet al bestaan, waaronder de vergunningplicht, de verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidsbeoordeling en de aansluiting bij BKR voor registratie en raadpleging van het krediet. Daarnaast worden bijvoorbeeld regels aangescherpt ten aanzien de (pre)contractuele informatie die aan consumenten wordt verstrekt en de verplichting om financiële problemen bij consumenten vroegtijdig te signaleren.

Toepassingsbereik van de CCDII

De Implementatiewet legt enkele belangrijke wijzigingen in het toepassingsbereik vast:

  • Het toepassingsbereik wordt verruimd doordat de in CCDI opgenomen ondergrens komt te vervallen. De CCDI was niet van toepassing op consumentenkredietovereenkomsten met een totaal kredietbedrag van minder dan EUR 200 of meer dan EUR 75.000. De bovengrens wordt verhoogd naar EUR 100.000.
  • Daarnaast schrapt het wetsvoorstel enkele uitzonderingen uit artikel 1:20 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het gaat om uitzonderingen voor (i) huur- of leasingovereenkomsten met een optie tot koop, (ii) kredietovereenkomsten die in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening worden verleend en die binnen een maand moeten worden afgelost, (iii) kredietovereenkomsten waarover geen rente of andere kosten moeten worden betaald en (iv) kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen drie maanden moet worden terugbetaald en waarvoor slechts onbeduidende kosten worden gerekend.

In de Implementatiewet is opgenomen dat huurovereenkomsten buiten het toepassingsbereik vallen, tenzij deze overeenkomst een optie tot aankoop van de zaak bevat of het bij het aangaan van de overeenkomst de intentie is dat de consument op enig moment de eigendom van de zaak verkrijgt. Voor huurovereenkomsten zonder koopoptie (“private lease”) geldt dat mogelijk nog regulering volgt, zoals eerder geconsulteerd door de minister van Financiën, maar dat valt buiten het bestek van dit wetsvoorstel.

Met het vervallen van de uitzondering voor krediet dat binnen drie maanden moet worden afgelost en waarvoor slechts onbetekenende kosten worden gerekend, komen ‘koop nu, betaal later’-diensten, oftewel Buy Now, Pay Later (BNPL) binnen de reikwijdte van de Wft. Ook aanbieders van kaarten met uitgestelde debitering en geoorloofde debetstanden bij de bank komen binnen het toepassingsbereik voor de regels voor aanbieden van krediet. Dat betekent dat deze partijen een vergunning nodig hebben als kredietaanbieder op basis van artikel 2:60 Wft en moeten voldoen aan de gedragsregels uit de Wft.

Het bieden van uitstel van betaling blijft wel mogelijk op basis van een nieuwe uitzondering in artikel 1:20 Wft. Deze uitzondering is van toepassing indien (i) de leverancier of dienstverlener van de betreffende zaak of dienst, niet zijde een platform, zélf uitstel van betaling verleent (zonder tussenkomst van een derde) (ii) er, behoudens beperkte kosten wegens betalingsachterstand, geen rente of kosten in rekening worden gebracht, en (iii) de betaling volledig binnen 50 dagen moet worden verricht. Voor grote bedrijven gelden dezelfde voorwaarden, maar dan geldt een betalingstermijn 14 dagen om binnen het toepassingsbereik van de uitzondering te blijven.

Het bemiddelen in een krediet in de vorm van uitstel van betaling, dat niet onder de hiervoor genoemde uitzondering valt, valt onder de vergunningplicht als bemiddelaar in krediet. Daarbij kan worden gedacht aan een (online) winkelier die gebruikt maakt van de diensten een BNPL-aanbieder. Een dergelijke tussenpersoon heeft geen vergunning als kredietbemiddelaar nodig indien het gaat om een MKB-onderneming die een BNPL-aanbieder inschakelt. Voor leveranciers van roerende zaken of diensten is die geen MKB-onderneming zijn en die als nevenactiviteit voor een of meerdere aanbieders bemiddelt in kredietovereenkomsten die voorzien in uitstel van betaling van ten hoogste drie maanden na de levering van de zaak of de dienst, is de verplichting geïntroduceerd voor de BNPL-aanbieder om deze bemiddelaars te registeren bij de AFM.

Kredietwaardigheid en signaleringsfunctie van de kredietaanbieder

Naast de wijzigingen in het toepassingsbereik zijn er ook een aantal andere relevante wijzigingen op basis van de CCDII.

Het wetsvoorstel wijzigt artikel 4:34 Wft zodat de kredietwaardigheidsbeoordeling plaatsvindt op basis van informatie over de financiële positie van de consument, die noodzakelijk is en evenredig is met de aard, duur, waarde en risico’s van het krediet voor de consument. Verdere handvatten voor de kredietwaardigheidsbeoordeling kunnen worden opgenomen in het Implementatiebesluit ter implementatie van de CCDII, dat naar verwachting in Q4 2025 ter consultative wordt aangeboden. Het is de vraag in hoeverre dit een wijziging oplevert van de huidige praktijk, waarbij sprake is van een open norm tot naleving van de kredietwaardigheidsbeoordeling, die ingevuld wordt door de leennormenmethodiek voor consumptief krediet van de Vereniging Financiëringsondernemingen Nederland (VFN). De beoordeling is aangevuld met een nieuw artikel 4:34a Wft dat vastlegt dat informatie die nodig is voor de kredietbeoordeling van de consument niet mag verkregen worden uit sociale netwerken. Daarnaast geldt dat de aanbieder in beginsel geen bijzondere categorieën van persoonsgegevens mag verwerken in de zin van de AVG.

De Implementatiewet introduceert met artikel 4:34b Wft een verbod om kredietovereenkomsten te sluiten met minderjarige consumenten, tenzij sprake is van toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger. Deze uitzondering geldt niet voor kredietovereenkomsten in de vorm van uitstel van betaling (dus voor BNPL-aanbieders). Aanbieders dienen over adequate processen te beschikken om de leeftijd van de consument vast te stellen.

Op basis van artikel 4:35a Wft geldt een nieuwe verplichting voor kredietaanbieders om vroegtijdig betalingsproblemen te signaleren bij consumenten. Indien sprake is van dergelijke betalingsproblemen en een consument de betalingsverplichtingen onder de kredietovereenkomst niet kan naleven, geldt een doorverwijsplicht van kredietaanbieders naar schuldadviesdiensten (zie ook artikel 7:68a BW).

Wijzigingen in Boek 7 BW

De Implementatiewet stelt ook wijzigingen voor in titel 2a van Boek 7 BW. De voorgestelde regels zien enerzijds op de uitbreiding van reclameregels en precontractuele informatieverplichtingen en anderzijds op respijt bij betalingsproblemen van de consument.

Zo is in artikel 7:60 BW is een uitgebreidere regeling voor informatieverplichtingen opgenomen, waaronder de verplichting om een adequate toelichting te geven bij een voorgestelde kredietovereenkomst.

Op basis van artikel 7:70a BW geldt de verplichting voor kredietgevers om de consument bij verlaging of annulering van de geoorloofde debetstand de gelegenheid te geven het opgenomen bedrag binnen een ruime termijn (12 maanden) terug te betalen, voordat een incasso- of invorderingsprocedure kan worden gestart.

De kredietgever is op grond van de artikelen 70a en 128aa van Boek 7 BW en artikel 4:35a Wft verplicht om waar passend respijtmaatregelen te treffen bij betalingsachterstanden op kredietovereenkomsten, zoals een verlaging van de rente of verlenging van de duur van de overeenkomst. Deze artikelen zijn ingevoegd met de inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn kredietservicers en kredietkopers.

In artikel 7:66 BW is het recht op ontbinding van de kredietovereenkomst door de consument uitgebreid. De consument krijgt nu een langere termijn om de overeenkomst te ontbinden indien de consument niet of slechts gedeeltelijk is geïnformeerd over de contractuele bepalingen en voorwaarden van de kredietovereenkomst. In geval van een gelieerde overeenkomst, geldt een langere termijn voor ontbinding, indien deze gelieerde overeenkomst (bijvoorbeeld tot koop van een goed) ook gedurende een langere periode kan worden ontbonden.

Op basis van artikel 7:60a BW (nieuw) is gebundelde verkoop toegestaan, maar koppelverkoop is in beginsel verboden. Dat betekent dat het aanbieders niet is toegestaan kredietovereenkomsten te verkopen of aan te bieden als onderdeel van een pakket met andere financiële producten of diensten waarbij de kredietovereenkomst niet afzonderlijk wordt aangeboden. Deze zogeheten koppelverkoop kan consumenten namelijk aanzetten tot het sluiten van kredietovereenkomsten die niet in hun belang zijn. Onder voorwaarden is koppelverkoop in geval van een betaal- of spaarrekening of van een verzekering met betrekking tot de kredietovereenkomst wel mogelijk.

Inwerkingtreding

De richtlijn dient op 20 november 2025 in nationale wet- en regelgeving te zijn geïmplementeerd en de bepalingen hiervan dienen uiterlijk 20 november 2026 in werking te treden. De Implementatiewet ligt echter momenteel ter advies bij de Raad van State. Het is de verwachting dat het concept Implementatiebesluit ter implementatie van de CCDII nog in Q4 2025 ter consultatie wordt aangeboden. Het is wel beoogd dat zowel de Implementatiewet als het Implementatiebesluit uiterlijk op 20 november 2026 in werking treden. Dat betekent dat aanbieders weinig tijd hebben om de nieuwe regels te implementeren.

Contact

Wij denken graag mee bij het in kaart brengen van de relevante wijzigingen voor uw organisatie en informeren u ook graag over de wijzigingen op basis van het nog te consulteren Implementatiebesluit ter implementatie van de CCDII.

Heeft u naar aanleiding hiervan vragen of heeft u vragen over andere onderwerpen op het gebied van financiële regelgeving? Neem dan contact op met ons Financial Regulatory Team.