Dat de energiemarkt unie-breed is, is uiteraard geen nieuws. Wel lijkt deze uitspraak van het Hof te benadrukken dat belangen van die unie-brede energiemarkt moeten worden betrokken bij (nationale) besluitvorming.

Voordat Nord Stream in gebruik was werd gas naar Europa via de Yamal-pijplijn gestuurd. Deze gaat over/onder het land door Polen naar Duitsland. Nord Stream gaat via de zee van Rusland rechtstreeks naar Duitsland en slaat daarmee Polen over. Vanaf het aanlandingspunt van Nord Stream 2 in Greifswald (Duitsland) gaat het gas onder meer via de OPAL gasleiding naar Tsjechië en verder. Nord Stream en de OPAL-gasleiding gaan dus beide niet door Polen.

De procedure Polen v. Duitsland

De OPAL-leiding en het gas dat daardoor gaat moet aan bepaalde Europese eisen voldoen. Omdat dit niet helemaal het geval is, mocht de OPAL-leiding maar voor 50% gebruikt worden. Echter heeft het Duitse energieagentschap, de ‘Bundesnetzagentur’, een ontheffing van de desbetreffende regels verleend om de hele capaciteit te kunnen gebruiken.

Hier was Polen het niet mee eens omdat gebruik van de volledige OPAL-capaciteit inbreuk maakt op de voorzieningszekerheid van gas in Polen. Dit zou er namelijk toe leiden dat minder gas via Polen (door de Yamal-leiding) nodig zou zijn, zodat er ook minder gas naar Polen voor eigen gebruik gaat.. Polen kwam daarom bij het Europese Hof op tegen de ontheffing van de Bundesnetzagentur (althans de goedkeuring daarvan door de Europese Commissie). De Europese rechter kon zich in eerste instantie vinden in dit argument en vernietigde de besluiten wegens strijd met het EU-beginsel van energiesolidariteit, welk beginsel is opgenomen in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Hier waren Duitsland en de Europese Commissie het niet mee eens; zij gingen in hoger beroep bij het Hof.

Energiesolidariteit

Het hoofdargument in hoger beroep is dat energiesolidariteit geen juridisch bindend begrip, maar slechts een zuiver politiek begrip zou zijn waaruit geen concrete rechten en verplichtingen voortkomen. Het Hof is het hier niet mee eens en overweegt dat het solidariteitsbeginsel een grondbeginsel van het Unierecht is, dat op energiegebied tot uitdrukking komt in artikel 194 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Aangezien het solidariteitsbeginsel de grondslag vormt van het Europese energiebeleid is er volgens het Hof geen reden om aan te nemen dat dit beginsel geen bindende rechtsgevolgen kan teweegbrengen. Integendeel, het solidariteitsbeginsel brengt volgens het Hof zowel voor de Unie als voor de lidstaten rechten en plichten mee.

Doordat Duitsland bij het verlenen van de ontheffing geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de Poolse gasmarkt, zijn de besluiten in strijd met het solidariteitsbeginsel en blijven de besluiten vernietigd. Omdat de gevolgen voor de Poolse gasmarkt groot waren, hadden die gevolgen afgewogen moeten worden. Het Hof zegt niet zozeer dat het Bundesnetzagentur niet tot dit besluit had kunnen komen, maar wel dat zij bij de voorbereiding van het besluit de gevolgen voor de Poolse gasmarkt had moeten afwegen. Het is dus niet uitgesloten dat de Bundesnetzagentur nogmaals hetzelfde besluit neemt,

Gevolgen voor de praktijk

Het Europese Hof bevestigt dus dat de energiesolidariteit in de EU een dwingend beginsel is waar lidstaten rekening mee moeten houden. Het beginsel vloeit voort uit de doelstelling van de EU om een interne markt te bereiken (ook op het gebied van energie). Daarbij moet het beginsel van energiesolidariteit worden toegepast bij de waarborging van de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening in de EU. Ook dient energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van duurzame energie te worden gestimuleerd en dient de interconnectie van energienetwerken te worden bevorderd.

Met name bij het stimuleren van duurzame energie en energie-efficiëntie zal het beginsel van energiesolidariteit de komende jaren nog wel terugkomen. Nederland en de EU hebben een enorme opgave om van CO2-uitstotende energiemiddelen naar duurzame energiemiddelen te gaan. Dat betekent meer ontwikkeling van duurzame energie en toepassing van schone energievormen, zoals groene waterstof en het gebruik van aardwarmte en restwarmte.

Bij het nemen van besluiten over de ontwikkeling en toepassing van deze schonere energievorming zullen lidstaten en diens autoriteiten dus rekening moeten houden met energiesolidariteit. Hierbij kan worden gedacht aan besluiten over het realiseren van windmolens op zee of windmolens en zonneparken nabij de grens tussen twee lidstaten. Bij dergelijke (en andere) besluiten zal de overheid de energiebelangen van andere lidstaten moeten meewegen.

Dit artikel is geschreven door: Victor van Ahee en Ahmed Mahmoud en is eerder gepubliceerd in De Jurist.