Berlin Chemie zaak

De zaak gaat over een Duitse farmaceut, Berlin Chemie AG (Berlin Chemie), die een kleindochtervennootschap heeft in Roemenië genaamd Berlin Chemie A. Menarini SRL (BCAM). Berlin Chemie verkoopt farmaceutische producten in Roemenië. Op basis van een serviceovereenkomst verricht BCAM diensten aan Berlin Chemie ter bevordering van de verkoop. BCAM heeft ongeveer 200 werknemers in dienst, waaronder 150 verkoopvertegenwoordigers. Deze verkoopvertegenwoordiger verzorgen marketing en reclame van producten en nemen bestellingen op voor Berlin Chemie. De uiteindelijke verkoop en levering van producten wordt altijd gedaan door Berlin Chemie; BCAM is niet in staat verkoopovereenkomsten te sluiten op naam van Berlin Chemie. BCAM verricht haar diensten alleen aan Berlin Chemie en heeft daarnaast geen andere klanten.

Het HvJ gaat in op de vraag of BCAM een vaste inrichting is van Berlin Chemie. De gedachte daarbij is dat Berlin Chemie duurzaam zou kunnen beschikken over het personeel en de technische middelen van BCAM op basis van de serviceovereenkomst en zeggenschap via haar aandelenbelang.

Volgens het HvJ is het niet uitgesloten dat een dochtervennootschap kan worden aangemerkt als een vaste inrichting van haar moedervennootschap. Het gaat erom dat het personeel en de technische middelen van de dochter duurzaam ter beschikking staan van de moeder alsof het haar “eigen middelen” zijn. Een serviceovereenkomst of huurovereenkomst waarmee personeel en technische middelen ter beschikking staan, kan voldoende zijn om te spreken van eigen middelen, zolang deze overeenkomsten niet op korte termijn kunnen worden opgezegd. Hoe deze voorwaarde moet worden uitgelegd in dit feitencomplex, laat het HvJ aan de verwijzende Roemeense rechter.

Ondanks dat de Roemeense rechter de feiten nog moet checken, leiden wij uit de formulering van het arrest af dat het HvJ vindt dat BCAM in deze casus geen vaste inrichting kan zijn van Berlin Chemie. Belangrijk is dat het HvJ duidelijk maakt dat in een dergelijke situatie vanuit btw-perspectief de dochter niet tegelijkertijd diensten kan verrichten aan de moeder én als vaste inrichting van de moeder kan fungeren, het is het één of het ander.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Voor de praktijk is het geruststellend dat het HvJ in deze situatie geen vaste inrichting aanwezig acht. Groepsvennootschappen die enkel diensten verrichten ten behoeve van hun moedervennootschap treden in die relatie niet snel als vaste inrichting op. Dat sluit aan bij het Nederlandse beleidsbesluit over de vaste inrichting, waarin als uitgangspunt wordt genomen dat een dochter geen vaste inrichting van de moeder is.

Jammer genoeg is het HvJ minder concreet over mogelijke uitzonderingsgevallen. Wij vragen ons af onder welke omstandigheden een moeder kan beschikken over het personeel en technische middelen van haar dochter als ware het haar eigen middelen. Wanneer bijvoorbeeld een dochter enkel personeel ter beschikking stelt aan haar moeder, zou hiervan sprake kunnen zijn. In gevallen waarin de dochter diensten verricht aan de moeder door inzet van personeel en technische middelen, is het echter onduidelijk wanneer dit ertoe kan leiden dat de moeder feitelijk zelf beschikt over deze middelen. Belastingdiensten kunnen deze uitzondering aangrijpen om het bestaan van een vaste inrichting ter discussie te stellen.

Duidelijk is dat het laatste woord over de vaste inrichting via dochters en dienstverleners nog niet is gezegd. Recent heeft de Belgische rechter de vraag gesteld aan het HvJ in de zaak Cabot Plastics Belgium (C-232/22) of een gelieerde Belgische toll manufacturer een vaste inrichting kan zijn van haar Zwitserse principaal.

Wat kunt u doen?

Gezien alle ontwikkelingen blijft de vaste inrichting een onderwerp dat geregeld leidt tot discussie met belastingdiensten in binnen- en buitenland. Daarom raden wij aan de btw-positie bij internationale bedrijfsactiviteiten goed in kaart te brengen. Door situaties tijdig te beoordelen en overeenkomsten goed in te richten, kunnen risico’s worden afgedicht. Waar nodig kan de Belastingdienst worden benaderd om zekerheid te krijgen over het bestaan van een vaste inrichting.

Uiteraard kunnen wij u nader adviseren over de vaste inrichting voor de btw en vennootschapsbelasting. Mocht u twijfelen over een bepaalde situatie, aarzelt u dan niet om contact met ons op te nemen. Wij gaan graag met u in gesprek.