Achtergrond
In de pensioensector woedt al jaren een discussie over de toepassing van de btw-vrijstelling op het (vermogens)beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen (“fondsvrijstelling”). Door het beperkte aftrekrecht van pensioenfondsen is btw doorgaans een aanzienlijke kostenpost. Toepassing van de fondsvrijstelling op ingekocht (vermogens)beheer leidt voor pensioenfondsen tot lagere uitvoeringskosten. Deze fondsvrijstelling kan echter alleen worden toegepast als het pensioenfonds een gemeenschappelijk beleggingsfonds is. Een van de voorwaarden daarvoor is dat de deelnemers in het pensioenfonds het vereiste beleggingsrisico dragen. De vraag is of dat het geval is bij de pensioenfondsen in kwestie. Zij voerden allen pensioenregelingen uit waarvan de pensioenuitkering was gebaseerd op het aantal dienstjaren en het salaris, waarbij de werkgevers de pensioenen niet of beperkt garandeerde (“cdc-regelingen”).
In deze zaken heeft rechtbank Gelderland het Europese Hof van Justitie (“HvJ”) gevraagd wanneer de deelnemers het vereiste beleggingsrisico dragen. Het HvJ antwoordde in september vorig jaar dat daarvoor de hoogte van de pensioenuitkeringen in de eerste plaats afhankelijk moet zijn van de beleggingsresultaten (zie ons nieuwsbericht).
Uitspraak rechtbank Gelderland
Met de uitspraak van het HvJ in de hand oordeelt rechtbank Gelderland dat de betrokken pensioenfondsen geen gemeenschappelijke beleggingsfondsen zijn. De rechtbank vond dat de deelnemers niet het vereiste beleggingsrisico dragen. De pensioenuitkeringen worden namelijk vooral gebaseerd op het salaris en het aantal dienstjaren. Die uitkeringen zijn daarmee niet in de eerste plaats afhankelijk van de beleggingsresultaten. Dat een aanzienlijk deel van de pensioenuitkeringen worden gefinancierd uit beleggingsresultaten (tussen de 59% en 83%, afhankelijk van het pensioenfonds), vond de rechtbank niet relevant.
Verder oordeelde rechtbank Gelderland dat de pensioenfondsen niet (voldoende) hebben onderbouwd dat de financiële en juridische situatie van hun deelnemers vergelijkbaar is met die van pensioenfondsen met een defined contribution-regeling. Laatstgenoemde pensioenfondsen worden in Nederland wel aangemerkt als gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Belang voor de praktijk
De uitkomst bij rechtbank Gelderland is teleurstellend voor pensioenfondsen die cdc-regelingen uitvoeren. Veel van hen hebben vergelijkbare discussies en procedures lopen. De betrokken pensioenfondsen kunnen nog bij het gerechtshof in hoger beroep gaan tegen het oordeel van de rechtbank. Daarnaast liggen ook twee vergelijkbare zaken voor bij de Hoge Raad. Het laatste woord is hierover dan ook nog niet gezegd.
Het belang van deze procedures zal echter voor de pensioensector afnemen. Pensioenfondsen die zijn overgestapt naar het nieuwe pensioenstelsel zullen sneller dan voorheen het geval is kwalificeren als gemeenschappelijke beleggingsfondsen. In elk geval zou tijdens de opbouwfase de fondsvrijstelling van toepassing moeten zijn. In de uitkeringsfase hangt het ervan af of het pensioenfonds kiest voor een vaste of variabele pensioenuitkering. Bij een variabele uitkering zou de fondsvrijstelling van toepassing moeten zijn, bij een vaste uitkering niet.