- Home
- Expertise
- Thema's
- Prinsjesdag: Belastingplan 2020
- Belastingplan 2020 - Vastgoed
Belastingplan 2020 - Vastgoed
Gisteren heeft de regering het Belastingplan 2020 en aanverwante wetsvoorstellen ingediend bij de Tweede Kamer.

Download hier de pdf-versie.
Een aantal onderdelen van deze fiscale wetsvoorstellen raken de vastgoedpraktijk en zijn mogelijk relevant voor u:
Wetsvoorstellen op een rij:
Het overdrachtsbelastingtarief voor niet-woningen zal per 1 januari 2021 worden verhoogd van 6% naar 7%. Dit tarief gaat gelden voor zowel de verkrijging van onroerende zaken, niet zijnde woningen, als voor de verkrijging van aandelen in onroerendezaakrechtspersonen, voor zover deze aandelen niet-woningen vertegenwoordigen. De maatregel dient ter dekking van de maatregelen uit het klimaatakkoord.
Het overdrachtsbelastingtarief voor woningen wijzigt niet en blijft 2%.
Er komt een structurele vermindering van de verhuurderheffing voor nieuwbouw van woningen in schaarstegebieden. Deze heffingsvermindering bedraagt € 25.000 per woning en zal gelden voor nieuwbouw van woningen met een huur onder de laagste aftoppingsgrens van de huurtoeslag. Het gaat dan om woningen met een maandhuur lager dan € 607,46 (in 2019). Voorwaarde voor de nieuwe heffingsvermindering is verder dat de bouw is gestart op of na 1 januari 2020 en dat minimaal € 62.500 per woning is geïnvesteerd. Als schaarstegebieden worden aangemerkt de gehele provincie Utrecht, grote delen van Noord- en Zuid-Holland en het oosten van Noord-Brabant. Als schaarstegebied wordt verder de stad Groningen aangemerkt en in Gelderland de Betuwe en de Veluwe.
Daarnaast zal een vrijstelling van de verhuurderheffing worden geïntroduceerd voor tijdelijke woningen die zijn gerealiseerd in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024. Er dient voor deze woningen een tijdelijke omgevingsvergunning te zijn afgegeven waarin is bepaald dat de vergunninghouder na het verstrijken van een termijn van ten hoogste 15 jaar verplicht is de voor de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand te herstellen. Van deze vrijstelling kan overigens alleen gebruik worden gemaakt als er geen heffingsvermindering voor de bouw van de woningen is toegekend.
De tarieven in de vennootschaps- en inkomstenbelasting worden gewijzigd. De wijzigingen zijn als volgt.
Aangepaste tarieven vennootschapsbelasting
Op grond van het Belastingplan 2020 wordt het reguliere vennootschapsbelastingtarief voor de jaren 2020 en 2021 gewijzigd. Dit is een wijziging ten opzichte van eerder aangenomen wetgeving in het kader van het Belastingplan 2019.
In 2020 blijft het reguliere vennootschapsbelastingtarief ongewijzigd ten opzichte van 2019. In 2021 vindt een kleinere verlaging plaats.
Jaar |
Belastbaar bedrag tot en met € 200.000 |
Belastbaar bedrag boven € 200.000 |
2020 |
16,5% |
25% |
2021 |
15% |
21,7% |
Verhoging aanmerkelijkbelangtarief (box 2) ongewijzigd
Ondanks de wijziging in het reguliere vennootschapsbelastingtarief is in het Belastingplan 2020 niets opgenomen over het aanmerkelijkbelangtarief (box 2). De eerder doorgevoerde tariefsverhoging blijft derhalve in stand.
Jaar |
Tarief |
2020 |
26,25% |
2021 |
26,90% |
Versnelde invoering twee tariefschijven inkomstenbelasting (box 1)
Op grond van het Belastingplan 2020 wordt het tweeschijvenstelsel in box 1 sneller ingevoerd dan was voorzien op basis van het Belastingplan 2019. Vanaf 2020 resteren nog maar twee schijven. Tevens worden de gecombineerde tarieven gewijzigd.
Jaar |
1e schijf Inkomen maximaal € 68.507 |
2e Schijf Inkomen boven € 68.507 |
2020 |
37,35% |
49,50% |
Jaar |
1e schijf Inkomen maximaal € 68.507 |
2e Schijf Inkomen boven € 68.507 |
2021 |
37,10% |
49,50% |
De regering stelt voor om per 1 januari 2021 een ‘conditionele bronbelasting’ in te voeren op rente en royalty’s die binnen concernverband verschuldigd zijn aan entiteiten die zijn gevestigd in een laagbelastend land. Het tarief van de bronbelasting is gelijk aan het reguliere (hoge) tarief van de Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij invoering van de bronbelasting in 2021 zal het tarief derhalve 21,7% bedragen.
De bronbelasting is van toepassing op rente en royalty’s die zijn verschuldigd door in Nederland gevestigde entiteiten aan gelieerde entiteiten, indien de gelieerde entiteit gevestigd is in (a) een land waar het statutaire winstbelastingtarief minder is dan 9% of (b) een land dat is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties. De voorgestelde regeling bevat bepalingen om het ontgaan van de bronbelasting te voorkomen. Te denken valt aan de situatie dat de in Nederland gevestigde entiteit de rente of royalty niet rechtstreeks verschuldigd is aan een entiteit in een laagbelastend land, maar via een tussenschakel die niet in een laagbelastend land is gevestigd. In die gevallen zal steeds worden getoetst of sprake is van een ‘kunstmatige constructie’ en of de tussenschakel is tussengeplaatst met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting te ontgaan.
Naar aanleiding van rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 februari 2019, stelt de regering voor om in samenhang met de conditionele bronbelasting de zogenoemde ‘substance-eisen’ aan te passen. Deze substance-eisen zijn van belang voor specifieke regelingen in de vennootschapsbelasting en in de dividendbelasting. Tot heden geldt in bepaalde gevallen dat een vennootschappelijke structuur niet geacht wordt ‘kunstmatig’ te zijn als aan deze substance-eisen is voldaan. Na de voorgestelde aanpassing fungeren de substance-eisen niet langer als een ‘safe harbour’, maar spelen zij slechts een rol bij de bewijslastverdeling. Hierdoor kan de Belastingdienst ook in situaties waarin is voldaan aan de substance-eisen het standpunt innemen dat toch sprake is van een misbruiksituatie. Omgekeerd heeft de belastingplichtige de mogelijkheid om te bewijzen dat toch geen sprake is van een misbruiksituatie, in het geval niet wordt voldaan aan de substance-eisen.
Om verduurzaming te stimuleren stelt het kabinet voor het tarief van de eerste schijf van de energiebelasting te verlagen met 0,09 cent per kWh. Dit tarief zal de komende jaren verder dalen. Aan de andere kant wordt voorgesteld om de energiebelasting op aardgas te verhogen met 3,99 cent per m3. In de komende jaren komt hier nog 1 cent per m3 per jaar bij.
Op vrijdag 6 september 2019 heeft de staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer de contouren geschetst van een aangepaste vermogensrendementsheffing in de inkomstenbelasting (box 3). Naar verwachting wordt voor de zomer van 2020 een uitgewerkt wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend, waarna het aangepaste stelsel van box 3 per 1 januari 2022 van kracht wordt. Onder de aangekondigde wijzigingen wordt het forfaitaire inkomen uit vastgoedbeleggingen bepaald aan de hand van het gemiddelde langetermijnrendement op vastgoed. Indien dit zou worden bepaald op basis van de cijfers voor 2020 zou dit rendement 5,33% zijn. Voor wat betreft alle box 3-schulden van de belastingplichtige, waaronder schulden aan de eigen vennootschap of aan familieleden, wordt een forfaitaire rente uit schulden in aanmerking genomen. Deze forfaitaire rente wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde hypotheekrente. Indien dit zou worden bepaald op basis van de cijfers voor 2020 zou de forfaitaire rente 3,03% zijn. Van het belastbare inkomen is € 400 vrijgesteld. Over het restant wordt (waarschijnlijk) 33% inkomstenbelasting geheven.
De aangekondigde wijzigingen hebben tot gevolg dat vastgoedbeleggingen ten opzichte van de huidige situatie hoger worden belast. Daarnaast worden belastingplichtigen die hun vastgoedbeleggingen volledig hebben gefinancierd met (hypothecaire) schulden onder het huidige stelsel niet in box 3 belast. (Hypothecaire) schulden worden namelijk eerst in mindering gebracht op de waarde van het vastgoed, voordat het box 3-inkomen wordt vastgesteld. Vanaf 2022 vindt geen volledige saldering meer plaats, maar wordt het forfaitaire inkomen uit de vastgoedbelegging verminderd met een forfaitaire rente voor de (hypothecaire)schulden. Doordat de forfaitaire rente lager is dan het forfaitaire inkomen, wordt ter zake van volledig met schuld gefinancierde vastgoedbelegging een forfaitair inkomen van 2,3% uit dit vastgoed in box 3 belast. Ook het tarief gaat van 30% naar 33%. In samenhang met het eerder aangekondigde wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ heeft het aangepaste stelsel tot gevolg dat het financieren van beleggingsvermogen (inclusief vastgoedbeleggingen) vanaf 2022 sterk wordt ontmoedigd. Overigens is het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ niet opgenomen in het Belastingplan 2020. Wel is aangekondigd dat dit wetsvoorstel in het vierde kwartaal 2019 zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer.
Contact
Wij merken op dat de diverse onderdelen nog kunnen worden gewijzigd tijdens de parlementaire behandeling.
Mocht u vragen hebben over onderdelen van de ingediende wetsvoorstellen, neemt u dan gerust contact op met uw vaste adviseur van Loyens & Loeff.
Wij informeren u graag over de consequenties van deze voorgestelde wetgeving voor uw organisatie.