De “centenindex”: wat is het?
De centenindex zou inhouden dat in 2026 en 2028 de volledige indexatie van de lonen afgetopt wordt vanaf het bereiken van 4.000 EUR brutoloon. De lonen boven 4.000 EUR bruto zullen niet langer meer volledig worden geïndexeerd, maar voor maximaal het verschil tussen het reële indexcijfer, hoger dan 2% en die 2% (grensbedrag index).
We lichten dit toe met een voorbeeld waarbij de indexatie 3% bedraagt, op basis van een loon van 5.000 EUR (in brutobedragen):
|
Centenindex (normaal 3%) |
Reguliere index (3%) |
|
3% van 4.000 EUR = 120 EUR |
3% van 5.000 EUR = 150 EUR |
|
Reguliere index (3%) – 2% (grens) = 1% op resterende 1.000 EUR |
|
|
1% van 1.000 EUR = 10 EUR |
|
|
Totaal werknemer: 5.130 EUR |
Totaal werknemer: 5.150 EUR |
|
Verschil tussen reguliere- en centenindex = 150 EUR – 130 EUR = 20 EUR Verschil (en verlies) van 20 EUR voor werknemers t.o.v. reguliere index:
|
|
|
Reëel percentage index: 2,6% |
Reëel percentage index: 3% |
In een eerste versie van het voorstel was er sprake van de situatie dat voor de lonen van boven 4.000 EUR bruto, er helemaal geen indexatie plaatsvond. Omwille van het feit dat hierdoor een verschil in behandeling kan ontstaan tussen o.a. deeltijdse en voltijdse werknemers, zou de regering nu afstappen van dit scenario en ervoor opteren om een begrensd indexatiepercentage te hanteren.
Aftoppen index: niet onbekend op sectorniveau
In sommige paritaire comités (PC), zoals bijvoorbeeld in PC 306 werd bepaald dat – in tegenstelling tot in paritair comité 200 waar de reële lonen worden geïndexeerd – enkel de loonschalen zouden worden geïndexeerd. Deze loonschalen lagen in realiteit soms lager dan de lonen die op ondernemingsniveau werden afgesproken, of de reële lonen die werden uitbetaald. Hierdoor was er dus ook al sprake van een reëel indexpercentage dat lager kon liggen dan het geldende indexpercentage.
Implementatie en implicaties
Wat is de datum van inwerkingtreding?
Omwille van budgettaire redenen rekent de regering erop om de maatregel al in te laten gaan vanaf 2026, al is er op dit moment nog onduidelijkheid over de datum van inwerkingtreding. Wetende dat in het grootste PC van het land, PC 200, indexatie plaatsvindt in januari 2026, betekent dit dat de tijd dringt voor de regering om dit te implementeren.
Indien voor de indexatie in PC 200 in januari 2026 er nog geen wetgevend initiatief is, zullen de werkgevers in PC 200 alsnog op basis van de sectorale CAO verplicht zijn om de indexatiedoor te voeren ten belope van het volledige indexatiepercentage in plaats van voor een beperkt percentage. Eens de werknemers deze indexaties volgens het volledige percentage hebben ontvangen, zullen de werkgevers dit reeds betaalde bedrag wel niet kunnen terugvorderen. Dit kadert in het eigendomsrecht van de werknemers.
Wat indien de centenindex na januari 2026 wordt geïmplementeerd?
Er dreigt een verschil in behandeling te ontstaan tussen werknemers die eventueel wel nog een volledige indexatie krijgen in januari 2026 indien de nieuwe wetgeving niet tijdig wordt geïmplementeerd en werknemers van wie het loon in een latere maand in 2026 wordt geïndexeerd, wanneer de wetgeving al geïmplementeerd is.
Bovendien dreigt er ook een verschil in behandeling te ontstaan tussen sectoren waarin er maar éénmaal per jaar wordt geïndexeerd, en sectoren waarin er meermaals per jaar wordt geïndexeerd zoals bijvoorbeeld PC 124 (bouwsector).
Mag men het verschil in loon inhouden indien er geen tijdige implementatie is van de nieuwe regels?
Werkgevers zullen de het volledige indexatiecijfer moeten toepassen indien de centenindex nog niet werd geïmplementeerd. Werkgevers zullen niet het verschil tussen het loon na indexatie met het reële indexatiepercentage ten opzichte van het afgetopte indexatiepercentage kunnen inhouden omdat dit strijdig is met de loonbeschermingswet. Zo’n inhouding is dus wettelijk niet toegelaten, waardoor werkgevers in de onmogelijkheid verkeren om dit te doen.
Welke berekeningsbasis wordt gehanteerd om het bedrag van 4.000 EUR bruto vast te leggen?
Er is sprake van een bedrag van 4.000 EUR bruto, maar het is niet duidelijk of hiervoor gebruik gemaakt zal worden van het bruto basismaandloon, dan wel dat alle andere loonelementen ook in aanmerking worden genomen om het grensbedrag van 4.000 EUR bruto te bepalen.
Wat zal het finale bedrag zijn dat werkgevers moeten doorstorten naar de overheid?
Op dit moment is het onduidelijk dat de werkgever op de 10 EUR uit ons voorbeeld die de werkgever moet doorstorten naar de overheid, sociale zekerheidsbijdragen zal moeten betalen of niet. Om volgens de RSZ als loon te worden beschouwd, moet er voldaan worden aan 2 voorwaarden:
- Het wordt aan de werknemer toegekend als tegenprestatie van arbeid; en
- De werknemer heeft er ingevolge van de dienstbetrekking recht op ten laste van zijn werkgever.
Enerzijds voldoet de helft van het bedrag (10 EUR uit ons voorbeeld) dat de werkgever moet doorstorten aan de overheid, niet aan deze voorwaarden, waardoor hierop redelijkerwijze geen sociale zekerheidsbijdragen moeten worden betaald. Anderzijds moet de werkgever het andere deel (10 EUR) dat normaal aan de werknemer toebehoorde, niet uitbetalen waardoor er op die manier ook een besparing plaatsvindt voor de werkgevers: op loon dat niet verschuldigd is, moeten ook geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald. Hierdoor bedraagt de totale besparing voor de werkgever dus 12,8 EUR.
In elk geval zal de overheid dus inkomsten mislopen op het niveau van de sociale zekerheidsbijdragen.
Wat indien op sectoraal niveau de indexatieregeling gunstiger lijkt te zijn?
Volgens de hiërarchie van rechtsnormen heeft een wet waarin de regels rond de centenindex zijn opgenomen voorrang op de sectorale indexatie-CAO’s. Dit zou betekenen dat de sector-CAO’s hierdoor geen toepassing zouden vinden omdat de wet ingrijpt in dit onderwerp
De manier van indexatie kan ook aanschouwd worden als een verworven recht, waar niet zomaar mag worden in ingegrepen. De vraag is hoe de wetgever hiermee zal omgaan.
Is er doorwerking op andere loonvoordelen?
Ja, dit zal een effect hebben op het vakantiegeld en o.a. de eindejaarspremie van de werknemers met een brutoloon van hoger dan 4.000 EUR omdat deze berekend worden op basis van het basisloon. Deze bedragen zullen lager zijn omdat het basisloon minder sterk zal stijgen dan bij de toepassing van een reguliere index.
In aanvullende pensioenplannen die gebruik maken van het wettelijk loonplafond voor de berekening van de bijdragen (DC/CB) of de prestaties (DB) zal de verminderde indexatie nog meer doorwerking hebben. Het achterliggend idee van zo’n plannen is dat wie een loon heeft boven het wettelijk pensioenplafond op het overschrijdend gedeelte géén wettelijk pensioen opbouwt en het aanvullend pensioen compenseert dit. De lagere indexatie heeft tot gevolg dat de premies of prestaties minder snel stijgen dan bij een reguliere indexatie van het loon. Dit is in elk pensioenplan het geval maar het effect wordt geaccelereerd in pensioenplannen die met een step-rate formule werken. Werkgevers zouden dit kunnen ondervangen door het pensioengevend salaris notioneel gelijk te stellen met het bedrag van de reguliere index maar zijn hiertoe zeker niet verplicht.
Hoe zal de betaling van het deel van de werkgever aan de wetgever worden geregeld?
Op dit moment bestaan hierrond nog geen details. De kans bestaat dat dit zal gebeuren via de bijzondere bijdrage aan de sociale zekerheid.
Conclusie
Enerzijds zal de centenindex een positief effect hebben op de hoge loonkosten waarmee de Belgische werkgevers geconfronteerd worden. Anderzijds bestaan er nog veel onduidelijkheden over de concrete uitwerking van de index en hoe werkgevers hiermee zullen moeten omgaan. Voor de concrete invulling van deze maatregel moet de tekst van het wettelijk kader nog worden afgewacht. We zullen dit artikel updaten van zodra de teksten bekend zijn.
Aarzel niet om iemand van het Employment & Benefits team te contacteren, we helpen u graag hierbij!